-een geschiedenis

in 12 latijnse citaten. Beheers je nog je Latijn, smoes dan met ons mee!

Op verjaardagen en partijen loont het altijd om je kennis van zaken te demonstreren, vooral ook als anderen er geen malle moer van afweten. Nu treft dat, want bij het vak filosofie leer je wel wat Latijn en zelfs de mensen die enigszins het Latijn beheersen, kunnen nauwelijks enig filosofisch Latijn bevatten. Terwijl andere wezens, teneinde nog enige indruk te maken, nauwelijks iets anders kunnen bedenken dan vuurpijlen af te steken, kun jij voortaan met het onderstaande potjeslatijn een blijvende indruk achterlaten. Grijp die kans!!!

Carpe diem (vertaling: “pluk de dag” n.a.v. Horatius Oden, 1,11.8.). Leefregel in de Renaissance dat men van dag tot dag zou moeten genieten van wat het leven ons biedt.

Cogito ergo sum (vertaling: “Ik denk dus ik besta”; René Descartes Principia philosophiae 1,7). Beginpunt van de filosofie van Descartes, (1596-1650 ); als hij alles in twijfel trok, kon hij één ding niet betwijfelen, namelijk dat hij twijfelde (hij dacht) en daarmee kon hij vaststellen dat hij ook bestond.

Credo quia absurdum (vertaling: “Ik geloof omdat het absurd is”; Tertullianus De carne Christi 5,4 ). Ook al is het christendom in strijd met ons gezond verstand, dat toont de juistheid van dit geloof maar aan; kerngedachte van verschillende chris-telijke apologeten zoals Tertullianus (160-222).

Credo ut intelligam (vertaling: “Ik geloof om tot inzicht te komen”. St. Anselmus van Canterbury Proslogion). Kerngedachte van verschillende latere kerkvaders dat het verstand het geloof kan verdie-pen, zoals ook St. Anselmus (1033-1109) meende.

Esse est percipi vel percipere (vertaling: “Bestaan betekent worden waargenomen of waarnemen” George Berkeley Treatise Concerning the Principles of Human Knowledge). Subjectief idealistische stelling van bisschop Berkeley (1685-1753) dat er slechts waarnemingen bestaan en er geen enkele reden is om aan te nemen dat er buiten onze waarnemingen nog een materiële werkelijkheid zou bestaan.

Entia non sunt multiplicanda praeter nessecitatem (vertaling: “Men moet niet het bestaan aannemen van méér zaken dan noodzakelijk” William of Ockham Summa totius logicae). Nominalistisch uitgangspunt van de filosofie van William of Ockham (1290-1349), dat bekend staat als het scheermes van Ockham: men moet zo zuinig mogelijk omspringen met veronderstellingen over het bestaan van zaken. 

Homo homini lupus est (vertaling: “De mens is de voor de andere mens een wolf”; Thomas Hobbes Leviathan n.a.v. Plautus). Uitgangspunt van de sociale filosofie van Hobbes (1588-1679) dat mensen in de eerste plaats elkaars concurrenten zijn in een strijd van allen tegen allen (“Bellum omnium contra omnes”).

Hypotheses non fingo (vertaling: “Ik verzin geen hypotheses” Isaac Newton Philosophiae Naturalis Principia Naturalis, II). Bewering van Newton (1642-1727) dat hij niet zomaar natuurkundige verklaringen verzon, maar deze afleidde uit natuurkundige beginselen. 

Nihil est in intellectu quod non prius fuerit in sensu (vertaling: “Niets is er in het verstand, dat niet eerst zintuiglijke waarneming is geweest” John Locke An Essay Concerning Human Understanding). Kerngedachte van Locke (1632-1704) dat de menselijke geest als tabula rasa (een onbeschreven blad) ter wereld komt en door waarnemingen wordt gevormd.

Simplex sigillum veri est (vertaling: “Eenvoud is het kenmerk van het ware” devies van Herman Boerhaave). Gedachte van de wereldberoemde Nederlandse arts Boerhaave (1668-1738) dat eenvoudige verklaringen de voorkeur verdienen boven ingewikkelde verklaringen.

Sub specie aeternitatis (vertaling: “alles bezien in het licht van de eeuwigheid” Benedictus de Spinoza Ethica). Leefregel van Spinoza (1632-1677) dat de mens zijn eigen wezen zou vinden door de hele werkelijkheid te beschouwen vanuit het perspectief van God, waar iedereen immers deel van uitmaakt.

Veritas est adaequatio rei et intellectus (vertaling: “waarheid is de overeenstemming tussen het ding en het verstand” Thomas van Aquino Summa Theologicae I 16 en 17). Waarheids-definitie van Thomas van Aquino (1225-1274) die waarheid opvat als een overeenstemming tussen de zaken en ons verstand.

Vanzelfsprekend loont het de moeite om de chronologische volgorde van deze uitspraken te beredeneren.