hfdstk 3 SAMENVATTING par3 christendom

Het christendom                                                      blz 56
3.1  geschiedenis
——inleiding
——Jezus
——Paulus
——de eerste eeuwen
——de middeleeuwen
——kerk in de verdediging
3.2  over de christelijke visie op god
3.3  christelijke geschriften, rituelen en feesten
——geschriften
——rituelen en feesten

SAMENVATTING PARAGRAAF 3  (blz 56 t/m 68) 

3.1. Over de geschiedenis van het christendom

a.  in wat voor tijd leefde Jezus (weer kwam er weinig terecht van de belofte van JHWH, weer was hun land bezet –nu door de Romeinen- en waren ze niet vrij. Hoe langer het beloofde land op zich liet wachten, hoe groter de verwachtingen werden. Steeds vaker sprak men over het Rijk van God, over een ideaal land, een ideale wereld zie paragraaf 2 over de Joden , blz. 50 & 51).

b.  over oorzaak en oplossing verschilden de Joden van mening (Farizeeën, Zeloten, Essenen). Politieke en godsdienstige leiders die teveel anti-Romeins waren werden opgepakt. Jezus ideeën weken op een aantal punten af:
– hij zei dat het Rijks Gods, dat de eind tijd van de verlossing al begonnen was;
– hij genas zieken, {volgens veel mensen waren die ziek omdat ze bezetenen waren door de duivel (het kwaad, het slechte moest toch ook een oorzaak hebben en omdat god voor het goede zou zorgen …)}
– hij ging om met mensen die buitengesloten werden bijvoorbeeld:
zieken, (bezeten door de duivel (?) of gestraft door god);
tollenaars, belastingambtenaren die voor de Romeinen werkten (verraders);
hij ging op voet van gelijkheid met vrouwen om;
mensen die zich niet aan de regels van het joodse geloof hielden (zondaars die volgens de farizeeërs niet zouden delen in het Rijk van God) vreemdelingen / buitenlanders / niet-joden
– hij sprak in de 1e persoon enkelvoud; alsof hij god zelf was;
– en nam de wetten minder letterlijk als in die tijd gebruikelijk was (“is de mens er voor de sabbat of is de sabbat er voor de mens?)”.

Daarom werd hij door de farizeeërs vervolgt, opgepakt en uitgeleverd aan de Romeien die het de doodstraf gaven.

c. Na zijn dood gingen zijn volgelingen verder. Toen ze van de schrik bekomen waren gingen zij verder met het uitdragen van de ideeën van Jezus; en hij (in gedachten) toch nog bij hen.

d. Een van de vragen die ze hadden: moeten niet-joodse volgelingen zich houden aan de joodse regels? De volgelingen die vonden dat dat niet hoefde kregen onder leiding van Paulus de overhand.

e. In het Romeinse rijk mocht eigenlijk iedereen geloven wat hij zelf wilde als je maar ook voor de staatsgoden (en later de Keizer die steeds meer als een god werd beschouwd) respect had en offerde (een vorm van belasting). Joden en Christenen weigerden dit, want er was in hun ogen maar een god. Gevolg: vervolgingen.

f. Maar in de loop van de tijd wordt de beweging van christenen steeds grote. Van een beweging van hoofdzakelijk arme mensen komen er ook steeds vaker rijkere mensen bij. In 313 krijgen ze godsdienstvrijheid, in 380 wordt het zelfs staatsgodsdienst.

g. Zeker in het voormalige West Romeinse rijk wordt de kerk steeds belangrijker en machtiger (ook in de politiek), en tegelijkertijd strenger in onverdraagzamer in geloofszaken en leefregels. Eerst krijgen we (in 1054) een scheuring tussen westerse en oosterse christenen. In de 16e eeuw valt de Romeinse Kerkgemeenschap uiteen. Protestanten (zoals de AUGUSTIJNER monnik Maarten Luther, Calvijn en de Nederlander Menno Simons) willen weer terug naar het oorspronkelijke geloof uit de tijd van Jezus. De manier waarop de protestanten het beeldverbod uitleggen is daarvan een goed voorbeeld. Ook de oproep en sober te leven en eerlijk te delen horen daarbij.

h. In de 14e eeuw start een nieuwe levensbeschouwelijke ontwikkeling. De renaissance leidt tot de opkomst van het humanisme, van wetenschappelijk denken, van rationele filosofie, van de ontdekking van de techniek, de ontdekking van de wereld, en het heelal.
Zag de mens zich eerst als onderdeel van gods schepping, afhankelijk van gods wil; onder invloed van de opkomst van de handel, de techniek etc. gaat de mens zich steeds meer zien als een zelfstandig individu. “Vrijheid, gelijkheid en broederschap” roepen de Fransen in 1789. Nieuw tijden, nieuwe problemen (bv armoede), nieuwe oplossingen (bv liberalisme, socialisme).

i.  Geloven en kerken moeten zich ook aanpassen aan de nieuwe tijd. Dat gaat niet vanzelf en ook niet altijd van harte. Een belangrijk kenmerk van de manier waarop dat in “het westen” gebeurd is is de scheiding tussen kerk en staat. De kerk heeft zijn directe politieke macht verloren.

3.2 Over de christelijke visie op God.

Jezus = joodse rabbi  ->  joodse (en later ook niet-joodse) volgelingen hebben in eerste instantie joodse ideeën over god (en mens):
– er is maar een god
– god is schepper
– god is er voor de mensen (god = liefde)
– god is een mysterie
– god oordeelt op het einde der tijden

Met het uiteengroeien van joden en christenen komen er ook verschillen:
– Jezus = messias
– Jezus = (zoon van) god
– beeld van god is tijd- en cultuurgebonden
– door de verhalen over god, door (de verhalen over) Jezus en door  de heilige geest kunnen we ons een beeld vormen van god. Veel christenen vinden Jezus de belangrijkste verbeelding van god. (een god in drie gedaanten; heilige drie-eenheid)

3.3. Christelijke geschriften, rituelen en feesten

Christenen hebben als belangrijkste literaire bron de bijbel die bestaat uit de joodse heilige boeken (TeNaCH) en een  boek met verhalen over Jezus en over zijn eerste volgelingen. Het joodse (oude) testament is, naast het optreden va Jezus, een belangrijke bron voor het nieuwere (christelijke) vervolg (het nieuwe testament). Jezus als Messias, als verlosser is een joods idee. Ook allerlei andere verhalen over Jezus lijken wel hervertellingen van verhalen uit de joodse geschriften, maar dan met Jezus in de hoofdrol.

Geloven doe je niet alleen maar dat deel je met andere, als je gelooft zijn er altijd andere mensen geweest die je daarover verteld hebben. Met anderen wordt het geloof ook gevierd. Tijdens bijeenkomsten vieren mensen hun geloof, overdenken en beleven ze hun verbondenheid met elkaar en met god. De tijd lijkt dan vaak even stil te staan (de dagelijkse beslommeringen doen er even niet toe)(ja de wekelijkse rustdag is bedoelt om uit de dagelijkse sleur te komen), en belangrijke verhalen worden ieder jaar weer verteld. Door te luisteren en door te bidden, te zingen, en andere rituele handelingen probeert men het geloof te verdiepen en te ervaren.

En niet alleen op Kerst, Pasen, Hemelvaart, Pinksteren maar wekelijks (sommigen dagelijks) staan christenen stil bij hun geloof in de overwinning op de dood door Jezus de Christus.

  1. Een reactie plaatsen

Plaats een reactie