hfdstk 3 SAMENVATTING par4 islam (met leuke links)

De Islam                                                        blz  69 t/m 81
opzet van de paragraaf:
4.1  geschiedenis
——soennieten en sji’ieten
4.2  het ontstaan van de islamitische visie op god
4.3  islamitsche geschriften, rituelen en feesten
——de Koran
——de Soenna
——de Siera
——de Sharia
——rituelen
——vasten en feesten
4.4 de moskee

Vergeet ook niet de leerpunten voor het hele hoofdstuk op blz. 81!

Inleiding:
Onder invloed van Jezus (en zijn volgelingen) is uit het Jodendom (en de grieks, hellenistische cultuur) het Christendom ontstaan. Dankzij Mohammed (en zijn volgelingen) is uit de cultuur van het Arabisch schiereiland (uit een samengaan van het arabisch polytheisme  waarin hij opgroeide en denkbeelden van joden en christenen die in de zelfde regio woonden) de Islam ontstaan. (Net als het joodse geloof ook uit het polytheisme van nomaden uit het midden oosten is ontstaan en het christendom uit het jodendom en grieks/hellenistische tradities).

4.1 Geschiedenis
Het Arabisch schiereiland werd omsloten door het christelijke oost-romeinse of byzantijnse rijk  in het noorden en oosten (Egypte) en in het noord westen de sannaniden. Beide volkeren waren o.a. door hun onderlinge oorlogen verzwakt. Daardoor konden de arabieren, nadat allerlei nomaden groepen en verschillende handelssteden door de opkomst van de Islam als een volk gingen samenwerken, hen makkelijk verslaan. En daarom kende de Islam een snelle en grote groei.

Het joodse volk (en geloof) is ontstaan omdat Abraham een heel nieuw monotheistisch geloof ontwikkelde dat de mensen opriep om in vrijheid rechtvaardig met elkaar om te gaan. In Jezus tijd hoopten de Joden, na een korte bloeiperiode onder koning David en eeuwenlange onderdrukking door Babyloniërs, Assyriërs, Grieken, Perzen en Romeinen, dat hun God hen eindelijk zou bevrijden. Jezus verkondigde dat het Gods wil was dat de Joden (en niet-Joden) beter met elkaar om moesten gaan, in hun eigen leven het goede moesten doen. Door zo het geloof te leven, door zo God te eren zou de verlossing dichter bij komen. Dat was belangrijker dat militaire of politieke actie tegen de Romeinen.
Eigenlijk zien we bij Mohammed het zelfde als bij Abraham, Jezus en al die andere bijbelse profeten. Mohammed vertelt verhalen (zelf heeft hij het over visioenen waarin een engel hem gods wil vertelt) over een god (al-ilaah of allah in het arabisch), die niet zoals al die andere stads-, streek-, huis-, boom-, bos-, water-, bron-, zon-, maan-, liefdes-, vruchtbaarheids-, oogst-, schikgodinnen of oorlogsgodjes zorgen dat alles goed komt als je maar offert en bidt. Ook Mohammed heeft het over een onkenbare en unieke God die verwacht dat de mensen respect tonen voor Hem door zich te houden aan een aantal regels (zuilen) waarin respect tonen voor de medemens een centrale plaats inneemt.

ca 570 geboorte Mohammed
ca 610 Mohammed begint met zijn geloofsverhalen te verkondigen
622 Mohammed vlucht met aanhangers naar Medina
ca 630 wordt Mekka veroverd. De Ka’ba wordt van alle godenbeelden gezuiverd. Dit oude religeuze centrum wordt nu centrum van de Islam
632 Mohammed sterft.
Opvolgers vergroten de invloedsfeer van de Islam en maken onderling ruzie wie de baas is. Er worden leiders vermoord en in 661 ontstaan de twee belangrijkste hoofdstromingen in de Islam, stromingen die nu nog steeds van invloed zijn op de situatie in hert midden oosten. De soennieten -momenteel ca 80% van alle moslims- en sji’ieten. Daarnaast zijn er nog allerlei andere stromingen ontstaan (bv Allevieten, Soefies, Derwishen of de Mevlevi-orde, etc).

4.2 Het ontstaan van de islamitische visie op God
De polytheistische arabische cultuur met allerlei goede en kwade goden, goede en kwade geesten (djinn) en engelen kende natuurlijk ook de nodige mensen die aan het dienen van goden, het onderhouden van de Ka’ba (een taak van Mohammed’s familie) en andere heiligdommen, het raadplegen van geesten (waarzeggers) hun geld verdienden. Mekka was mede daarom een bloeiende stad. De stadsgod heette al-ilaah (de god). Van deze god werd ook vertelt dat die de aarde en de hemel had geschapen. Deze god werd in het dagelijks leven niet echt vereerd, er waren geen beelden voor opgericht. Hoostwaarschijnlijk werden in Mekka, bij de Ka’ab allerlei godjes aanbeden. En volgens de overlevering was het kapotslaan van al die beelden van/voor andere goden een van de eerste acties van Mohammed.

Het arabisch schiereiland was een belangrijke handelsgebied. Karavaans vormden de verbinding tussen middelandse zee en stille oceaan; tussen europa, noord afrika, india, china en japan. Nomandenstammen waren soms christelijk of joods. Ook in de steden woonden joden en christenen. In dit multi-cultureel en multi-religieuze gebied ontwikkelde (kreeg) Mohammed zijn ideeën over god en geloof.

Moslims noemen de tijd van voor de Islam jahiliyya (ontwetendheid, barbarij). Mohammed ging in jodendom en christendom op zoek naar wat volgens hem de kern van het geloof was. Logisch dat er veel overeenkomsten zijn tussen zijn godsbeeld en de ideeën van joden en christenen:
– 1 god (moslims vinden het christelijke idee van de heilige drie eenheid een vorm van polytheisme, jezus = profeet, geen <zoon van> god).
– vele namen die allemaal een ander aspect van god benadrukken (de 99 namen). (vergelijk 99 van de 100 kralen van de islamitische gebedsketting)
– geen beeld (= ook vaste voorstelling) maken; god is in principe onkenbaar. (de 100e kraal, zonder naam >  d.w.z. symbool voor de onkenbaarheid van Allah / God)

Andere overeenkomsten:
– een heilig boek (de koran) met veel overeenkomsten met de joodse thora en de christelijke bijbel.
– alle drie zien Abraham (Ibrahim) als hun stamvader (joden en christenen stammen vervolgens af van zijn 2e zoon Isaak; moslims beschouwen zich als afstammelingen van zijn 1e zoon Isma’il (Ismaël).
– alle drie kennen ideeën over een einde der tijden of laatste oordeel. Volgens sommige joden, christenen en islamieten de tijd dat er op de hele aarde vrede en rechtvaardigheid heerst. Volgens anderen de tijd dat iedereen in een eeuwig leven in hemel of hel terecht komt.

namen voor gelovigen:
haniefs    = godszoekers (Abraham/Ibraim is de eerste hanief)
moeslim  = iemand die zich onderwerpt aan gods wil
al-Chalil  = vriend van god
oemma   = de hele islamitische gemeenschap

Islam (Arabisch: الإسلام) al-islām (Perzisch: اسلام) = overgave (aan god) (Oudste weergave van dit woord in de kopel n Jeruzalem, gedateerd: 691)

4.3 Islamitische geschriften, rituelen en feesten
GESCHRIFTEN
De Koran is volgens de overlevering een verzameling van teksten die Allah via de engel Djibriel (Gabriël) aan Mohammed heeft doorgegeven (geopenbaard: Tawrat) die zingend voorgedragen en doorgegeven worden (tadjwied). Vanaf ca 650 (dus ongeveer 30 jaar na Mohammed’s dood) is men begonnen deze teksten in een boek  te verzamelen. De Koran bestaat uit 114 soera’s (hoofdstukken die weer onderverdeeld zijn in aja’s (verzen) en op schrift te stellen. De Koran beval ook verhalen uit joodse en chrsitelijke heilige boeken.
De soenna (betekent gewoont; traditie) met hadith (overlevering) over hoe de eerste moslims leefden. Deze verhalen zijn een voorbeeld over hoe te leven. (Soennieten is afgeleid van soenna)
De siera bevat verhalen over het leven van Mohammed en de begintijd van de Islam.
In sommige landen is ook de wetgeving afgeleid van het geloof. Die wetten noemen we de sharia.
RITUELEN
De 5 zuilen (salaat, hadj, zakaat, saum, sjahada) zijn de rituelen, de gebruiken, de plichten waarmee de moslim zijn geloof vormgeeft, beleeft en tegelijkertijd overdenkt/verdiept.
salaat         = gebed, 5x p/d
hadj            = bedevaart naar Mekka
zakaat        = armenbelasting, delen met armen
saum           = vasten (Ramadan = vastenmaand)
sjahada      = uitspreken van de geloofsbelijdenis
VASTEN EN FEESTEN
De ramadan is een maand omgeven met veel rituelen en (rituele) feesten. Rituelen in deze maand:
– iedere dag een deel van de adjzaa’ (een selectie soura’s -verzen- uit de Koran) lezen.
– overdag vasten.
– na zonsondergang lekker eten.
Het vasten is een ritueel dat bedeolt is als boetedoening. Maar misschien nog belangrijker om zelf te ervaren hoe het is als je echt arm bent.

Tijdens het suikerfeest (id-al fir) wordt de ramaddan afgesloten.
Het offerfeest (id al-adha) of schapenfeest is de afsluiting van de hadj (bedevaart naar Mekka, naar de Ka’ba). Gevierd wordt dat Ibrahim (Abraham) niet zijn zoon hoefde te offeren (maar een ram). Het vlees wordt ok weer gedeeld met de armen.
DE MOSKEE
Gebedshuis, ontmoetingsplaats en godsdienstschool voor moslims.
Iman = gebedsvoorganger, vaak ook raadsman en leraar.

VRAGEN, ONDUIDELIJKHEDEN: MAIL ZE EVEN.

Hieronder nog een samenvatting: andere auteur, dus andere accenten.
De islam

Hoe begint het?
De islam is ontstaan uit het jodendom en het christendom. Het is ontstaan in de zevende eeuw (tussen 600 en 700) in het noordwestelijke deel van het Arabische schiereiland aan de rand van de Rode Zee. De profeet Mohammed is de stichter van de islam. Met stichter wordt niet bedoeld dat Mohammed de islam zelf heeft bedacht of uitgevonden, maar dat hij de godsdienst die er op dat moment was sterk heeft beïnvloed met zijn ideeën. Zijn ideeën werden zo belangrijk dat er na verloop van tijd een nieuwe godsdienst (de islam) ontstond uit andere godsdiensten.

Mohammed werd geboren in Mekka. Waarschijnlijk rond 570. Rond 610 begon Mohammed te prediken, nadat God (Allah) zich voor het eerst aan hem had geopenbaard, zo vertellen geloofsverhalen. Het belangrijkste van zijn boodschap was dat Allah de enige god was.

Mohammed voelde zich verbonden met eerdere profeten zoals Jezus. Ook hij had zich verzet tegen vormen van onrecht in de samenleving.

Mohammed was de laatste profeet. Na zijn dood in 632 werd hij opgevolgd door een politiek leider een kalief. In 661 viel de moslimgemeenschap uiteen in twee hoofdstromen: de soennieten en de sji’ieten. De overgrote meerderheid van de moslims is soennitisch (80%). De soennieten zijn de volgelingen van Aboe Bakr, de eerste kalief.  De sji’ieten zijn volgelingen van Ali, de vierde kalief.

Het ontstaan van de islamitische visie op God.

Mekka, de geboortestad van Mohammed, is belangrijk voor het ontstaan van het islamitische godsbeeld. Iedere stad had zijn eigen god. De god van de stad Mekka heette Allah. Die naam komt van al-ilaah, wat ‘de god’ betekent.

Mekka was een centrale handelsplaats voor karavanen. Doordat mensen uit allerlei uithoeken naar Mekka kwamen, was Mekka multicultureel en multireligieus. Er woonden bijvoorbeeld ook joden en christenen. Veel grote nomadenstammen die ten noorden en noordoosten van Mekka rondtrokken, waren christenen. Het jodendom en het christendom zijn van invloed geweest op Mohammed. Hij  liet zich inspireren door het jodendom en het christendom en hun profeten. Mohammed zocht in het jodendom en het christendom naar overblijfselen van een zuivere godsdienst. Die godsdienst was zuiver, omdat die nog niet beïnvloed was door het jodendom en het christendom. Het ging hem bijvoorbeeld om het monotheïsme van vóór het christelijke idee van de drie-eenheid: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

In Mekka stond de Ka’aba, een oud heiligdom. Het verhaal gaat dat de Ka’aba is gebouwd door Ibrahim (Abraham) en zijn zoon Isma’iel. Niet God (Allah), maar ander goden werden destijds in Mekka in de Ka’aba vereerd. De eerste moslims en christenen vonden dat mensen met een andere godsdienst afgoden vereerden en geen ‘ware’ godsdienst hadden. Mohammed heeft bij zijn verovering van Mekka de Ka’aba gezuiverd van wat hij als afgoderij beschouwde en maakte het tot een islamitisch heiligdom. Alleen de zwarte steen is blijven zitten in de Ka’aba. Die steen zou uit de tijd van Adam komen. Het verhaal gaat dat de steen eerst wit was, maar zwart is geworden door de zonden van de mens. Er werd vanaf nu één god vereerd, zoals Ibrahim (Abraham) het destijds ook bedoeld had. De islam is dus een monotheïstische godsdienst.

Islamitische geschriften, belangrijke bronnen voor de Islam

 1. De Koran
De eerste en belangrijkste bron van de islam is de Koran. Het woord Koran heeft te maken met reciteren, voordragen. De Koran is het boek met daarin de openbaring van Allah aan Mohammed, de Tawrat. De Koran is oorspronkelijk in het Arabisch geschreven, dit wordt wel beschouwd als een heilige taal, de taal van God. Sommige moslims zijn om die reden tegen het vertalen van de heilige Koran in een andere taal.
De Koran is verdeeld in 114 soera’s (hoofdstukken). Ze staan in volgorde van lengte gerangschikt. De soera’s zijn onderverdeeld in aja’s (verzen).

De Tora (Taura) en het Evangelie (Indjiel) worden in de Koran als heilige geschriften genoemd. Ook worden in de Koran namen van profeten en andere personen genoemd die ook in de Bijbel voorkomen en staan er veel verhalen in die in de Bijbel (Tora) staan zoals het geboorteverhaal van Mozes en het verhaal waarin God Ibrahim vraagt zijn zoon te offeren.
Bij zowel het jodendom, het christendom als de islam tref je het idee van de eindtijd, ofwel het Laatste Oordeel, aan. Moslims geloven dat God uiteindelijk oordeelt over alle mensen. Hun daden worden dan beloond of bestraft. In de Koran worden eigenschappen van God genoemd, bijvoorbeeld dat Hij alwetend en genadig is. Er zijn 99 verschillende namen voor God. God kan nooit helemaal gekend worden. Daarom is het ook verboden om God af te beelden.

2. Soenna
Een tweede bron is de soenna. Soenna betekent gewoonte of traditie, het is een verzameling van Hadith-berichten. Hadith betekent overlevering, hierin staan teksten over wat Mohammed gedaan en gezegd heeft en hoe de eerste moslims leefden.

3. De siera
Een derde bron is de siera, de verzamelde verhalen over het leven van Mohammed.

4. De sharia
De islamitische bronnen bieden niet voor alle problemen en vragen in een samenleving een oplossing. Daarom zijn er aanvullingen gekomen op die bronnen en is de islamitische rechtswetenschap ontstaan, de fiqh (letterlijk betekent dit het goede inzicht in iets hebben). Het is een vastgelegde discussie hoe Gods ge- en verboden in de praktijk uitgewerkt moeten worden. Het gaat zowel over de islamitische rituelen als het islamitische recht.
In de sharia staat zowel hoe de moslim moet omgaan met God als hoe mensen onderling met elkaar moeten omgaan. Hierin staan richtlijnen voor het dagelijkse leven.

Rituelen 

De vijf zuilen van de islam
De vijf zuilen van de islam is de verzamelterm die gebruikt wordt voor de vijf plichten van elke moslim. 

Zuil 1 De geloofsbelijdenis (shahada)(sjahada)
Het moslim-zijn begint met het uitspreken van de geloofsbelijdenis: “Er is geen andere God dan Allah en Mohammed is zijn profeet”. Deze zin wordt uitgesproken bij het dagelijks gebed. Een moslimbaby krijgt meteen na de geboorte door een moslimgeestelijke (imam) zijn naam en de geloofsbelijdenis in het oor gefluisterd en is daarmee moslim. Mensen die op latere leeftijd moslim willen worden, dienen de shahada vrijwillig uit te spreken tegenover een imam.

Zuil 2 De rituele gebeden (salaat)(salat)(salah)
De salaat is het dagelijkse gebed dat vijf keer per dag op vaste gebedstijden plaats vindt. De gebeden worden uitgesproken met het gezicht richting Mekka. Door te bidden richt een moslim zich nadrukkelijk tot Allah. Op vrijdagmiddag is het verplicht voor mannen de salaat in groepsverband in de moskee uit te voeren onder leiding van een imam (de gebedsvoorganger). Vrouwen zijn niet verplicht om in de moskee en in groepsverband aan het vrijdagmiddaggebed deel te nemen.

Zuil 3 Vasten tijdens ramadan (saum)(sawm)
Ramadan is de negende maand van het islamitische jaar. Deze hele maand wordt gevast. Dat houdt in dat moslims van zonsopgang tot zonsondergang niet eten of drinken. Moslims willen door te vasten meeleven met de armen die honger hebben. Het vasten is ook bedoeld als een soort boeteperiode voor gemaakte fouten. Na de vastenperiode gaan moslims als het ware verder met een schone lei.

Zuil 4 Het geven van aalmoezen (zakaat)(zakat))
Zijn hele leven draagt een moslim zorgen voor zijn medemens. Hiervoor staat iedere moslim verplicht een gedeelte van zijn inkomen af aan de armen. Deze plicht heet zakaat (letterlijk: zuiveren van bezit)

Zuil 5 De pelgrimstocht naar Mekka (hadj)
Elke moslim die dat kan moet ten minste een maal in zijn leven een bezoek brengen aan Mekka (aan de Ka’aba). De hadj wordt in de twaalfde maand gemaakt. Als je in Mekka bent geweest, begin je met een schone lei, je bent gereinigd.

Feesten
De bekendste islamitische feesten die overal ter wereld worden gevierd zijn het Suikerfeest en het Offerfeest. Het Suikerfeest is de afsluiting van de Ramadan. Het Offerfeest ofwel ‘het grote feest’ vieren moslims aan het einde van de hadj. Met het offerfeest herdenken moslims dat Ibrahim zijn zoon aan God wilde offeren toen God hem dat vroeg. Uiteindelijk hoefde Ibrahim zijn zoon niet te offeren, maar mocht het een ram zijn. Daarom worden er op de tiende dag van de hadj nog steeds schapen geslacht. Het vlees wordt gedeeld met familie en armen.

De islamitische kalender
De jaartelling begint in het jaar 622 (van de christelijke jaartelling) toen Mohammed van Mekka naar Medina trok, de Hidjra. Het islamitische jaar telt 12 maanmaanden. Een nieuwe maand begint bij een nieuwe maan en duurt 29 of 30 dagen. Het maanjaar duurt 11 dagen korter dan het zonnejaar. Dit houdt in dat de islamitische jaartelling langzaam inloopt op de christelijke. Dit merkt je bijvoorbeeld aan het feit dat de ramadan, het Suikerfeest en het Offerfeest ieder jaar anderhalve week vroeger vallen

De moskee
Het islamitische gebedshuis is de moskee. Het is een plek om te bidden, een ontmoetingsplaats en een plaats waar godsdienstonderwijs wordt gegeven. De imam is de gebedsvoorganger, daarnaast kan hij ook andere functies hebben, zoals raadslid of godsdienstleraar.

In de moskee zijn kledingvoorschriften: schoenen moeten uit, armen en benen worden bedekt en vrouwen dragen een hoofddoek.

  1. Een reactie plaatsen

Plaats een reactie