Abraham in de Talmoed

I. Een Rabbijns verhaal (dus een joodse uitleg bij de Tenach) over Abraham. Abraham zat op te passen in de winkel van zijn vader. Je kon er allemaal beeldjes kopen van de God van die buurt daar. De mensen konden het thuis neerzetten. Ze dachten: als we maar aardig doen tegen zo’n beeldje, dan zal onze God wel aardig voor ons wezen. Dat hadden ze al jaren zo gedaan. Dat gaf al die tijd een veilig gevoel. Maar Abraham was een vreemde jongen. Eigenlijk geloofde hij er niet in, in al die beelden. Hij dacht: eigenlijk geloof ik helemaal niets. Toen kwam er een vrouwtje binnen met een taart.’Die heb ik zelf gemaakt’, zei ze. ‘Geef hem maar aan het beste godenbeeld dat je in de zaak hebt.’ Toen ze weg was, werd Abraham kwaad. Hij had er geen zin meer in om zijn hele leven in deze winkel te zijn. Hij sloeg alle beelden in elkaar. Met een grote stok. Eén beeld liet hij heel. Zo zat hij tussen de scherven toen zijn vader terugkwam. ‘Wat is hier aan de hand, wat is er gebeurd?’ riep die. ‘Tja’, zei Abraham. ‘Een dame bracht een taart voor de godenbeelden hier. En toen kregen ze me toch slaande ruzie. Ze hebben mekaar allemaal in elkaar geslagen. Alleen die ene bleef over.’ ‘Kom nou’, riep vader. ‘Godenbeelden kunnen toch niets.’ ‘Zie je wel’, zei Abraham, ‘Je gelooft er zelf ook niets van. Nou, ik doe er niet meer aan mee.’ ‘Pak maar in wat je nodig hebt, we gaan hier weg’, zei Abraham thuis tegen Sara. Hij haalde de grote koffer van de kast en begon. ‘Waarom eigenlijk, als ik vragen mag ?’ zei Sara. ‘Ik geloof dat er ergens een land moet zijn, waar je op een andere manier met God kan leven dan ze hier doen. Ik ga zoeken’, zei Abraham. ‘Mooi is dat’, zei Sara, ‘omdat jij je zo’n mooi idee over God in je hoofd haalt, moet ik maar braaf inpakken en met je meegaan? Nee stil maar. Goed, ik ga wel met je mee. Waar jij heengaat, ga ik ook.’ (uit: een Rabbijnse vertelling opgenomen in de (kinder)bijbel “Woord voor Woord”, blz. 9-11; verteld door Karel Eykman)

  1. Een reactie plaatsen

Plaats een reactie