Hoofdstuk 1 GELUK

Behalve informatie over het hoofdstuk zelf, en (afgesloten met een wachtwoord) de antwoorden op de opdrachten uit het werkboek vind je hier ook aanvullende informatie, teksten en opdrachten.

hfdstk 1 begrippen

hfdstk 1 namen

hfdstk 1 samenvatting

hfdstk 1 tekstbegrip vragen

hfdstk 1 GELUK antwoorden op de vragen uit het werkboek

structuur van het hoofdstuk

Eigenlijk bestaat het hoofdstuk uit een kennismaking met verschillende denkers die allemaal hun eigen kijk op gelukkig worden hebben. Eerst wordt er even stil gestaan bij de betekenis van het woordje geluk. Behalve de tegenstelling geluk hebben (net als pech hebben vaak kortstondig, vaak externe bepaald, bv een prijs [niet] winnen, [geen] succes hebben, [niet] genieten) en gelukkig zijn (een dieper gevoel van tevredenheid met jezelf, je lot, je omgeving). Daarnaast wordt er ook stil gestaan bij het verschil en de relatie tussen genot / genieten en geluk / gelukkig zijn (kijk hieronder bij Epicures).
En er wordt stil gestaan bij het feit dat je van sommige dingen wel genieten en dat die dingen kunnen bijdragen aan je geluk maar dat andere zaken een misschien wel noodzakelijke basisvoorwaarden voor geluk zijn. En dat er natuurlijk dingen zijn waarmee de mens zijn geluk kan proberen te bevorderen (bv hoe jij je opstelt tegenover anderen).

Mogelijke basisvoorwaarden:
Gezondheid (maar zou je niet gewoon gelukkig kunnen zijn als niet gezond hebt?)
Eerste levensbehoeften (lijkt logisch, maar [ook hier] dacht bv Boeddha anders over)
Innerlijke houding (dat je door je eigen instelling en bv het wel of niet accepteren van zaken waar je niks aan kan doen je geluksgevoel kan bevorderen, wordt door velen onderschreven)
Goede relaties met anderen (kijk hieronder maar bij bv Pindarus en Nussbaum)
Je eigen leven kunnen inrichten (denk aan de 4 grondwaarden van de westerse samenleving
vrijheid {van meningsuiting, etc}, gelijkheid/gelijkwaardigheid {man<>vrouw; homo<>hetro; blank<>zwart<>rood<>geel; etc}, democratie, tolerantie en respect.

Pindarus (522-443 v. Chr.), de mens is te vergelijken met een plant. Door goede omstandigheden en liefhebbende zorg zal de mens,net als een plant, zich goed ontwikkelen. Geluk hebben we dus zeer zeker niet helemaal zelf in de hand. De ander die voor ons zorgt, ons lief heeft is onmisbaar. Geluk afdwingen is volgens Pindarus niet mogelijk.

Aristoteles (384-322) de mens is een sociaal wezen en van nature geneigd samen te leven. Een gelukkig mens heeft dus vrienden nodig.

Epicurus (341-270), doel van het leven: genieten. Maar pas op te veel genot kan grote nadelige gevolgen hebben. Dus vaak geldt: “less is more”. Verstandig, matig en langdurig genieten bevordert je geluksgevoel. Zorgen maken over of bang zijn voor dingen waar je niks aan kunt doen is zinloos en kan je geluk verpesten. Bij geluk gaat het om een gevoel van tevredenheid met wat je bent en wat je hebt.

Cicero (106-43) deze Romeinse redenaar, politicus, advocaat en filosoof wordt als voorbeeld opgevoerd voor het feit dat men vroeger neerslachtigheid een emotie vond die bij het leven hoorde. Een zekere vorm van somberheid werd ook gezien als blijk van wijsheid.

Kant(1724-1804), niet een gelukkig leven maar een goed leven is het doel van je leven. Daardoor wordt een mens wel gelukwaardig, maar of je ook gelukkig wordt,of het geluk je gegeven wordt is daar geen logisch gevolg van. Goed is dat je anderen zo behandelt als je zelf graag behandeld wordt. 

Kierkegaard(1813-1855) met zijn drie levenshoudingen die alle drie hun eigen vormen van geluk mogelijk maken. Deze aspecten van geluk zijn niet bedoeld zijn als rangorde maar hebben betrekking hebben op verschillende aspecten van het leven. Bij een esthetische levenshouding hecht je veel waarde aan (de mening van) je omgeving waar je bij hoort / bij wilt horen. Hier gaat het om aanpassing, om wat ‘in’ is. Je wordt van buitenaf gestuurd. De omgeving bepaalt voor een groot gedeelte de zin van je leven. Bij een ethische levenshouding staat je eigen mening meer centraal. Wat vind jezelf mooi, goed, belangrijk. Jij bepaalt zelf de zin van je leven.
Mensen met een religieuze levenshouding (religie betekent op de eerste plaats verbonden zijn, verbonden voelen. Het wordt ook vaak gebruikt in de betekenis van godsdienst/godsdienstig) voelen zich verbonden met zichzelf, de anderen en de wereld; zij ervaren het leven als een geschenk. Volgens gelovigen van god. Niet gelovigen {en ook veel gelovigen} weten dat het leven iets natuurlijks is maar ze ervaren het als meer, als geschenk, als belofte) kunnen , ieder nieuw leven is weer uniek en een hoop voor de toekomst (die we niet kennen). Het leven (en dus ook je eigen leven) heeft een zin vanuit zichzelf. Alleen al dat gevoel draagt bij aan je geluk.

Goudzwaard(1934) en het consuminderen. Volgens sommige filosofen leven we tegenwoordig is een samenleving waar alles om geld draait. Kopen (funshoppen) maakt gelukkig, dus we blijven kopen. Goudzwaard beweert dat als we ons bevrijden van deze koopverslaving (een esthetische levenshouding zou Kierkegaard zeggen), wakker worden uit deze roes van het willen hebben, we vrijere en gelukkigere mensen worden met aandacht voor wat we zelf echt belangrijk vinden (een ethische levenshouding) en voor elkaar, de natuur, etc. Ervaren we ons als verbonden met de (volgens veel gelovigen door ‘n god geschapen; volgens andere gelovigen en ongelovigen de bron/de oorsprong van het leven) wereld (de religieuze levenshouding). Volgens Goudzwaard is de huidige economie in ecologisch en sociaal opzicht niet duurzaam en heeft het onverbiddelijk vasthouden aan het groeimodel fatale gevolgen.

Nussbaum, Martha (1947) en het sociale. Volgens de Amerikaanse Martha Nussbaum kan een pas geboren baby alleen in relatie met anderen zich tot mens ontwikkelen. Dat sociale is het kenmerk van de mens. En geluk hangt ermee samen dat je je met anderen verbonden voelt. En dat je je geaccepteerd weet, je kwetsbaar mag opstellen. Dat je naasten je goed vinden zoals je bent. Dat je jezelf mag en kan zijn / mag en kan worden. En dat je vrienden, familie of andere naasten zich ook bij jou kwetsbaar kunnen, mogen en durven op te stellen. Nussbaum, een van de belangrijkste filosofen in onze tijd, sluit dus o.a. aan bij Pindarus.
(Bij veel gelovige mensen zie je dat ze de door hun aanbeden god/goden als een persoonlijke god als hun meest nabije naaste ervaren waardoor zij zich geaccepteerd voelen/weten.)

Dohmen, Joep (1949) wijst erop dat we vroeger onze (godsdienstige) plicht moesten doen, andere mensen helpen. De beloning: geen geluk nu maar wel de hemel later. Tegenwoordig willen mensen meteen geluk (of eigenlijk gewoon genot). Het wereld als attractiepark waar we vermaakt moeten worden dankzij steeds maar nieuwe attracties. Maar volgens Dohmen komt het geluk uiteindelijk niet van buiten maar moeten we proberen te ontdekken wat we zelf echt belangrijk vinden, ons leven zelf inrichten, eigen keuzes maken. Proberen van je eigen leven een kunstwerk te maken, proberen zo te leven dat je trots kunt zijn op wat je bereikt.

Dehue,Trudy (1951) Prof. dr. G.C.G. (Trudy) Dehue schreef in 2009 het boek “de depressie epedimie”. Zij reageert op het beeld dat Nederlanders van zich zelf hebben als behorende tot de gelukkigste mensen v.d. wereld terwijl we tegelijkertijd grootverbruikers van antidepressiva zijn. Volgens haar hangt dat samen met de hedendaagse norm dat we gelukkig MOETEN zijn, dat we succes MOETEN hebben, dat we dat zelf in de hand hebben (het leven is maakbaar en daardoor wordt het leven een wedstrijd) en dat als we dat niet hebben het onze eigen schuld  is. Door gelukkig te moeten zijn maken we ons zelf ongelukkig. Ook staat zij stil bij de verslavende werking van medicijnen, niet alleen verslavend voor de gebruikers maar ook voor de makers die verslaafd zijn aan de winsten.

  1. Een reactie plaatsen

Plaats een reactie