– -inleiding ethiek vwo

§ 1 DE ETHISCHE OPTIEK

1.1 Doel en opzet van deze pagina
In dit hoofdstuk krijg je een inleiding in ethiek. Het is de bedoeling dat je na dit hoofdstuk:
– weet wat een ethische benadering van de werkelijkheid inhoudt.
– inzicht hebt in de begrippen waarden, normen, moraal en ethiek.
– inzicht hebt in de vier gebieden van ethiek als wetenschap.
– inzicht hebt in een aantal belangrijke ethische stelsels (visies); gevolgenethiek, beginselethiek, en deugdenethiek.
– inzicht hebt in wat ethische communicatie is, wat het belang van deze communicatie is en de voorwaarden voor goede ethische communicatie.
– met behulp van een stappenplan een case kunt analyseren en beoordelen.

1.2 Optieken
Een bepaalde kwestie kun je op verschillende manieren benaderen:
– een commerciële benadering zal zeggen: welke manier van handelen is financieel het beste voor een vereniging.
– Een jurist zal zeggen: wat schrijft de wet hier voor? Hoor je een misdrijf aan te geven bij de politie?
– vanuit de ethiek zal naar voren worden gebracht: wat is moreel juist? Wat is menswaardig in deze situatie? Wat is goed en wat is kwaad in dit geval?
We zien hier dus drie verschillende benaderingen van één dezelfde kwestie. Een ander woord voor benadering is optiek. Een optiek is de manier waarop je naar de werkelijkheid kijkt.
Verschillende invalshoeken
Mensen kijken vanuit verschillende invalshoeken naar de werkelijkheid. Elke invalshoek heeft een eigen aandachtsveld waarmee de werkelijkheid benaderd wordt. Neem bijvoorbeeld water. Zo heeft de brandweerman als aandachtsveld: water is een middel om branden mee te blussen. De hengelaar heeft als aandachtsveld: water geeft de mogelijkheid om te vissen. Voor de chemicus is water een bepaalde chemische samenstelling: H2O.
De vakterm die we gebruiken voor invalshoek is ‘optiek’. Er zijn vele optieken: hun aantal ligt niet vast. In principe mogen we ervan uitgaan dat het aantal zelfs toeneemt: hoe meer specialismen, hoe meer optieken. Zo kunnen we binnen de economische optiek de volgende optieken onderscheiden: de algemeen-economische optiek, de commercieel-economische optiek, de bedrijfseconomische optiek, etc. Zoals gezegd is er ook een ethische invalshoek en die noemen we ethische optiek.

1.3 De eigen aard van de ethische optiek
Elke optiek heeft een eigen aandachtveld. Zo ook de ethische optiek.
Een definitie van de ethische optiek is: De ethische optiek is de benadering dat mensen goed behoren te handelen. In deze definitie gaat het om drie kernbegrippen: goed, behoren en doen. We gaan deze kernbegrippen nu nader uitwerken.

A. Goed
Ethiek houdt mensen voor goed te handelen: thuis, in hun werk en in de maatschappij. Ethiek zegt dus: handel goed! Maar wat bedoelen we eigenlijk met het woord ‘goed’? Dat woord kan namelijk in heel verschillende betekenissen gebruikt worden en hoort niet per se binnen de ethische optiek thuis. Vergelijk de zin: ‘De vering van deze scooter is goed gemonteerd’. Wanneer het woord ’goed’ wordt gebruikt binnen een ethische invalshoek dan wordt ermee bedoeld dat een handeling menswaardig is. Wat nu precies ‘menswaardig’ is laten we even in het midden. De invulling van het begrip ‘menswaardig’ hangt af van de ethische visie die je aanhangt. In ieder geval is het zo dat niet zonder meer ergens vastligt wat ‘menswaardig’ is. Praktisch is het zo dat mensen samen – op basis van communicatie – uitmaken wat zij wel of niet menswaardig vinden. We komen daar op terug in § 4 die over ethische communicatie gaat.
Bij de ethische optiek stellen we ons dus de vraag: is ons handelen uiteindelijk menswaardig te noemen?

B. Behoren
De ethische optiek stelt niet alleen vragen, maar houdt ons ook een norm voor en die norm is: wij behoren menswaardig te handelen. Wij behoren het goede te doen. Ethiek is dus geen vrijblijvende zaak. Je kunt niet zo maar zeggen: ‘Ethiek, daar heb ik geen boodschap aan’. Doe je dat wel, dan loop je het risico je medemensen te benadelen.
Ethische uitspraken kunnen we herkennen aan twee soorten zinnen:
1. Zinnen met woorden of uitdrukkingen waarin een oordeel over goed en kwaad zit opgesloten. Voorbeelden van deze woorden zijn: goed, slecht, beestachtig, menselijk, onmenselijk, besodemieterd, vals, eerlijk, trouw, enz.
2. Zinnen waarin de werkwoorden ‘moeten’, ‘dienen’ of ‘behoren’ voorkomen. Een voorbeeld: ‘Een chirurg behoort dag en nacht klaar te staan om – in geval van nood – te opereren.’
Ethische uitspraken zijn moet-uitspraken: uitspraken over hoe de werkelijkheid eruit zou behoren te zien, volgens degene die de betreffende uitspraak doet. In een ethische uitspraak ligt altijd een waardering opgesloten van de werkelijkheid zoals zij zich aan ons voordoet. Deze waardering hangt weer samen met opvattingen die je hebt over wat uiteindelijk belangrijk en nastrevenswaardig is in het leven: waarden.
We onderscheiden ‘moet-uitspraken’ van ‘is-uitspraken’. ‘Is-uitspraken’ zijn uitspraken over hoe de werkelijkheid feitelijk in elkaar steekt, volgens degene die de uitspraak doet. In is-uitspraken worden dus de feiten geregistreerd, zonder dat een waarde-oordeel wordt uitgesproken over die feiten.

C. Handelen
Ethiek gaat over onze praktijk. Het gaat om ons handelen, ons doen en laten. Het gaat er niet om wat je denkt, maar om wat je doet! Ethiek houdt ons voor het goede in praktijk te brengen. Dat betekent overigens niet dat je je verstand niet zou moeten gebruiken bij ethiek. Dat moet je juist wel doen. Je moet steeds goed nadenken over wat goed is. Maar dit nadenken is altijd gericht op je praktijk, op je handelen. En op dat handelen word je door anderen aangesproken en beoordeeld. Wanneer mensen je moreel aanspreken, word je uitgedaagd verantwoording af te leggen over wat je gedaan hebt.

Tot slot
Je volgt nu een Vwo-opleiding. Misschien vraag je je af: ‘Waarom moet ik iets van ethiek afweten?’
Je wilt later informaticus, manager, journalist, bouwkundige, kunstenaar, vertegenwoordiger, politicus, docent, arts of chemicus worden, en je denkt bij jezelf : ‘Wat heb ik dan aan ethiek?’ Deze redenering is begrijpelijk, maar klopt niet. Als je later ergens gaat werken hoor je inderdaad je eigen vak uit te oefenen. Maar je hoort je beroep wel zo uit te oefenen dat het ethisch verantwoord is. Dat geldt voor alle beroepen. Ethiek is een verantwoordelijke houding tegenover alle mensen met wie je te maken krijgt in je werk (en tegenover natuur en milieu).
Daarnaast hoor je niet alleen in je werk, maar ook privé en in de samenleving menswaardig te handelen. Doe je dat niet – of vergeet je dat soms – dan loop je het risico andere mensen en mogelijk ook jezelf, schade te berokkenen.

§ 2 WAARDEN, NORMEN, MORAAL EN ETHIEK
In deze paragraaf leer je wat de begrippen waarden, normen en moraal betekenen. Ook laten we zien dat ethiek als wetenschap de moraal van mensen bestudeert en beoordeelt.

2.1 Waarden
Bij waarden gaat het om het principe: om de uiteindelijke fundamenten van waaruit je wilt leven. Het gaat bij waarden dus niet om het concrete gedrag maar om het ‘waarom’ van het gedrag: om datgene wat mensen motiveert tot hun gedrag. Een voorbeeld: iemand doet veel aan sport omdat hij gezondheid een belangrijke waarde vindt.
Daar het bij waarden om fundamentele principes gaat, mag je er als stelregel vanuit gaan dat je een waarde steeds uitdrukt in één woord, bijvoorbeeld ‘liefde’, ‘welvaart’, ‘vrijheid’.
Waarden worden soms bewust uitgesproken, bijvoorbeeld wanneer je tijdens een gesprek uitgedaagd wordt aan te geven waarom je bepaalde dingen wel of niet doet. Maar vaak ook zijn waarden onbewust – en onuitgesproken – aanwezig in wat mensen doen of laten. Een voorbeeld: zonder dat je er verder over nadenkt, laat je tijdens een discussie iemand anders rustig uitspreken. De waarde die daar achter steekt – zonder dat je je dat steeds bewust bent – is ‘respect’. Waarden zijn veelal collectief: ze worden gedragen door een groot aantal mensen. Zo blijkt uit verschillende onderzoeken dat belangrijke waarden in onze samenleving zijn: gezondheid, welvaart, naastenliefde, vrijheid, etc. Dat waarden collectief zijn wil overigens niet zeggen dat ze niet heel persoonlijk beleefd worden. Wanneer bepaalde waarden aangetast worden, kunnen mensen daardoor persoonlijk heel erg geraakt worden. Waarden hebben niet alleen een verstandelijke maar ook een emotionele dimensie. Waarden zijn voorstellingen over wat uiteindelijk goed en nastrevenswaardig is. Wat betreft het woord ‘goed’ geldt hier hetzelfde als al eerder is opgemerkt in § 1 bij de ethische optiek: bedoeld is hier goed vanuit een ethische optiek. Goed heeft dan de betekenis van ‘menswaardigheid’. Waarden zijn dan principes over wat een menswaardig leven is. Deze principes streven mensen ook na door zich op een bepaalde manier te gedragen. Met andere woorden: mensen vertalen waarden in bepaalde gedragsregels (normen).
Intrinsieke en instrumentele waarden
In de ethiek wordt onderscheid gemaakt tussen intrinsieke en instrumentele waarden. Instrumentele waarden zijn waarden die geen doel in zich zelf zijn, maar in dienst staan van een andere, hogere waarde. Stel je voor dat je veel uitgaat met vrienden. De waarden die je dan nastreeft zijn genot en vriendschap. Maar het is mogelijk dat deze waarden voor jou geen doel op zich zijn maar een
tussenstap om een hogere waarde te realiseren, namelijk geluk. Deze waarde is dan de intrinsieke waarde: een waarde in zichzelf, dus zonder verder extern doel.
Een ander voorbeeld: veel christenen zien naastenliefde als een intrinsieke waarde en daar horen dan ‘rechtvaardigheid’ en ‘solidariteit’ bij als instrumentele waarden. Overigens is het ook mogelijk dat mensen een bepaalde waarde als een instrumentele waarde én als een intrinsieke waarde zien. Zo kan een violist bij het Concertgebouworkest zijn werk zien als een intrinsieke waarde: hij geniet zo véél van zijn werk als violist dat het werk een doel in zichzelf is.
Tegelijkertijd verdient hij echter ook geld met zijn werk en dat geld staat ten dienste van welvaart en comfort in zijn leven. Werk is dan een instrumentele waarde in dienst van de intrinsieke waarden welvaart en comfort.

Waardenconflict: ethisch dilemma
Soms komt het voor dat iemand twee of meer waarden nastreeft die op dat moment met elkaar botsen. Een voorbeeld: een hele goede vriend van je maakt discriminerende opmerkingen over buitenlanders. Jijzelf hebt een enorme hekel aan discriminatie. Voor jou is gelijkheid een heel belangrijke waarde. Maar ook vriendschap vind je enorm belangrijk. Je hebt nu een probleem. Als je iets over die discriminerende opmerkingen zegt tegen je vriend lijdt de vriendschap daar misschien wel onder. Wat moet je doen? Welke waarde moet voorrang hebben: gelijkheid of vriendschap? Dit is een goed voorbeeld van een waardenconflict. Zo’n conflict wordt ook vaak een ethisch dilemma genoemd.
Het kenmerkende van een ethisch dilemma is dat je twee of meer waarden nastreeft die niet tegelijkertijd gerealiseerd kunnen worden, zodat je kunt kiezen. En kiezen doet soms pijn. In ons voorbeeld: discriminatie doet pijn, maar ook een goede vriend verliezen doet pijn.
Een ethisch dilemma kan overigens ook een andere gedaante aannemen dan een ‘waardenconflict’. Het is namelijk ook mogelijk dat niet gekozen dient te worden uit waarden, maar uit onwaarden: zaken die mensen juist niet willen nastreven. In de ethiek wordt er in dit verband vaak gesproken over het kwaad: wij behoren het goede na te streven en het kwade te vermijden. In de medische ethiek kennen we de euthanasiekwestie als een voorbeeld van het moeten kiezen tussen twee onwaarden (of kwaden): doodgaan of een zinloos leven.

Normen
Normen zijn bepaalde (bindende) verwachtingen over het gedrag van mensen. Vaak zijn het ‘gedragsregels’. Gaat het bij waarden om ideeën, bij normen gaat het om concreet gedrag, om handelingen die verwacht worden. Wel is het zo dat het gedrag dat verwacht wordt (of voorgeschreven is) direct samenhangt met de waarden die aangehangen worden. Als mensen bijvoorbeeld gezondheid een belangrijke waarde vinden, zullen ze gezond eten en niet roken. Een norm werkt ook als maatstaf om ons gedrag te beoordelen.

Moraal
Waarden en normen vormen samen de moraal. Ieder mens heeft een moraal. Maar ook binnen een sociale groepering – bijvoorbeeld een school of bedrijf – en binnen de samenleving in zijn geheel bestaan opvattingen over goed en kwaad: waarden en normen. Ook daar spreken we dus van een moraal. We komen dan tot de volgende definitie van moraal: ‘moraal is het geheel van feitelijk aanwezige waarden en normen bij een individu, bij een bepaalde sociale groepering dan wel in de samenleving in zijn geheel’.
Ethiek als wetenschap is het kritisch nadenken over de moraal vanuit een oogpunt dat het goede gedaan behoort te worden.

§ 3 OORDELEN BINNEN ETHIEK: ETHISCHE VISIES
3.1 Inleiding
In deze paragraaf besteden we aandacht aan ethische visies. Ethische visies zijn opvattingen over hoe wij ons behoren te gedragen. Deze opvattingen bieden ons hulp bij het oplossen van ethische problemen (zie § 2). Voordat we een aantal ethische visies presenteren, bespreken we het onderscheid tussen ‘optiek’ en ‘visie’.

3.2 Optieken en visies
In de eerste paragraaf hebben we gezien dat een optiek een bepaalde invalshoek of benaderingswijze is. Nu is het zo dat mensen die één en dezelfde optiek innemen het niet altijd met elkaar eens zijn. Er bestaan meestal verschillende standpunten. Een ander woord voor standpunt is (eigen) mening of visie. Mensen hebben dus verschillende standpunten over een en dezelfde werkelijkheid. En die standpunten nemen ze dan ook nog in binnen één optiek.
Als men een kunstwerk bekijkt doet men dat meestal vanuit de esthetische optiek. Maar vaak is het zo dat er over de schoonheid van een kunstwerk verschillend wordt gedacht: de visie van de een kan anders zijn dan de visie van de ander. Vanuit dezelfde optiek kan men dus een andere visie hebben op hetzelfde kunstwerk.
Aldus krijgen we het volgende schema:
visie leerling a
Esthetische optiek            visie leerling b                                  kunstwerk
visie leerling c
We zien dus dat we allemaal een esthetische benadering kiezen: we zijn op zoek naar optimale schoonheid. Leerling a zal die vinden in het afgebeelde kunstwerk. Leerling b vindt dit kunstwerk afschuwelijk en leerling c twijfelt.
Ethische visies zijn standpunten die kunnen worden ingenomen vanuit de ethische optiek. Het zijn opvattingen over hoe wij ons behoren te gedragen. Soms wordt er ook wel gesproken over ‘ethische stelsels’ of ethische theorieën’. Mensen gebruiken ethische visies om hun handelen (vaak achteraf) te rechtvaardigen. Er zijn veel ethische visies. Om ordening aan te brengen kan het volgende onderscheid gemaakt worden:
gevolgenethiek
beginselethiek
deugdenethiek
Deze verschillende stromingen gaan we nu achtereenvolgens behandelen.

A. Gevolgenethiek
Inleiding
Bij gevolgenethiek gaat het niet om de bedoeling die men heeft maar om het objectieve gevolg van de daad. Het resultaat staat centraal in wat we noemen gevolgenethiek. Gevolgenethiek zegt: die handeling of beslissing is juist die in zijn gevolgen een bepaald doel realiseert, bijvoorbeeld zoveel mogelijk genot, zoveel mogelijk geluk of zoveel mogelijk nuttigheid. Gevolgenethische visies kan men indelen in hedonisme, eudemonisme en utilisme.
Hedonisme
Het Griekse hédoné betekent lust of genot. Een definitie van hedonisme als ethische denkrichting luidt: een ethische visie die er vanuit gaat dat die beslissing of handeling ethisch juist is die in zijn gevolgen het meeste genot oplevert. Een optimaal genot betekent in de praktijk zoveel mogelijk lust en zo weinig mogelijk onlust. Het hedonisme gaat er van uit dat de mens van nature een wezen is dat zoveel mogelijk probeert te genieten en dat tevens probeert zoveel mogelijk onlust te vermijden (mensbeeld). Het klassieke hedonisme benadrukte dat dat ook een goede zaak is: mensen behoren ook van het leven te genieten. Een belangrijke vertegenwoordiger van het klassieke hedonisme was Epicures, die leefde van 341 tot 271 voor Christus. Hij was het die er op wees dat een hedonist een goed gebruik van zijn verstand dient te maken. Het lijkt tegenstrijdig, maar toch kunnen genot en verstand goed met elkaar gecombineerd worden. Epicurus gaf immers aan dat korte-termijn denken tot veel ongeluk kan leiden. Je dient niet zo dom te zijn allerlei genietingen blind na te jagen. Beter is om steeds te berekenen wat het meeste genot verschaft – ook op langere termijn – of wat de meeste onlust vermijdt. Genieten van lekker eten is prima maar je moet niet zo dom zijn om je ziek te eten want dat betekent weer onlust. Om per saldo het genot zo groot mogelijk te laten zijn, dien je daarom meestal matig te zijn. Een ander voorbeeld: een middelbare schoolopleiding volgen is niet altijd even leuk. Nu kun je regelmatig spijbelen maar dat levert problemen op met het maken van proefwerken en schoolonderzoeken. Daarbij komt dat een goede opleiding een basis is voor een goede baan en een goed inkomen (lust), en ook een goede algemene ontwikkeling op zich biedt voordelen (lust). Je kunt door te redeneren (dus met je verstand) nagaan dat per saldo spijbelen meer onlust zal opleveren dan lust.
In de 19de eeuw krijgt het hedonisme een nieuwe impuls via de opvattingen van een van de grondleggers van het liberale denken: Thomas Hobbes (1588 – 1679). Ook hij ging er van uit dat de mens – naast een streven naar zelfbehoud – steeds op zoek was naar een optimaal genot voor zichzelf. Om dit te realiseren behartigen mensen primair hun eigen belangen. Deze kunnen echter strijdig aan elkaar zijn waardoor er voortdurend conflicten dreigen. Hobbes sprak zelfs over een voortdurende ‘burgeroorlog’. De mens is een wolf voor zijn medemens (homo homini lupus). Uiteindelijk dreigt een oorlog van allen tegen allen. Dat betekent dat iedereen het wel kan vergeten met zijn verlangen naar zelfbehoud en genot. Zichzelf dit realiserende, sluiten de mensen een denkbeeldig contract waarbij ze een sociaal bestel (een staat) vormen, dat ervoor zorgt dat morele gedragsregels gelden en het egoïsme van de individuen zodanig beperkt wordt dat alle mensen de vrijheid hebben om optimaal genot te realiseren voor zichzelf. Ethiek is dus in de ogen van Hobbes een vorm van egoïsme. Het is welbegrepen eigenbelang.

Het eudemonisme
Het eudemonisme borduurt verder op een aantal inzichten van het hedonisme. Een belangrijk verschil is echter dat het eudemonisme het woord ‘lust’ vervangt door het woord ‘geluk’. Het Griekse ‘eudemonia’ betekent gelukzaligheid. Een definitie van gelukzaligheid. Een definitie van gelukzaligheid is: ‘het gevoel van welbehagen, dat het gevolg is van een zich in harmonie weten, zowel innerlijk in en met zichzelf als met zijn omgeving’. Als we spreken over ‘geluk’ in tegenstelling tot – of in plaats van – ‘genot’ bedoelen we gewoonlijk twee verschillen aan te geven. Op de eerste plaats duurt de ervaring van geluk langer dan van genieten. Op de tweede plaats spelen de zintuigen bij geluk een minder belangrijke rol dan bij genieten. Geluk is als het ware een stukje van iemands persoon. Als iemand zegt: ‘Ik ben een gelukkig mens’, bedoelt hij niet te zeggen dat hij zich enkel op dat moment gelukkig voelt, maar ook gisteren of vorige week. Voor het eudemonisme is het geluk het hoogste goed. Alles wat het geluk van de mensen bevordert, is goed en wat tegen het geluk van mensen ingaat is slecht. Tot slot is het van belang hier op te merken dat bij het zogenaamde sociaal-eudemonisme het geluk van allen in het geding is.

Het utilisme
Het Latijnse utilisme betekent ‘nuttig’. Je behoort datgene te doen wat het meest nuttig is voor de samenleving in zijn geheel. Een definitie luidt: ‘Utilisme is een ethische theorie die er van uitgaat dat die handeling of beslissing ethisch juist is die in zijn gevolgen het meeste nut oplevert’.
In de ogen van utilisten bevordert nuttigheid uiteindelijk het geluk van alle mensen. Hierdoor heeft het utilisme veel verwantschap met het (sociaal-) eudemonisme. De utilist is niet alleen gericht op de nuttigheid van het individu maar ook op de nuttigheid voor de samenleving in zijn geheel. Beroemde utilisten waren de filosofen John Stuart Mill (1748-1832) en Jeremy Bentham (1748-1832). De laatste wees erop dat de mens bij zijn streven naar optimale nuttigheid, meestal onbewust, gebruik maakt van een ‘morele balans’: baten en kosten van een bepaalde handeling worden tegen elkaar afgewogen en die oplossing wordt gekozen die het ‘meeste oplevert’.

B. Beginselethiek
Bij deze ethische benadering staat de bedoeling van de handelende persoon centraal. In de praktijk gaat het bij beginselethiek vaak om een bepaald beginsel dat als uitgangspunt genomen wordt voor de ethische beoordeling. Anders gezegd: bij de benadering of oplossing van een ethische probleem dient steeds recht gedaan te worden aan een bepaald beginsel: een principe, een bepaalde waarde of een bepaald recht. Enkele voorbeelden van beginselen die gehanteerd kunnen worden, zijn:
– het recht op zelfbeschikking
– de waarde ‘gelijkheid’
– eerbied voor het leven
– de waardigheid van de mens
Wanneer er meerdere beginselen (bijvoorbeeld meerdere waarden) een rol spelen, dient er eventueel een rangorde aangelegd te worden om een ethisch probleem op te lossen. De belangrijkste richting binnen de beginselethiek is de ethiek van de filosoof Immanuel Kant. Elementen uit zijn ethiek gaan we nu nader bekijken.

De ethiek van Immanuel Kant (1724-1804)
Kant benadrukte dat we de kwaliteit van ons ethisch handelen niet moeten beoordelen naar het resultaat van de handeling of de handeling zelf. Nee, het gaat om de goede wil van degene die de handeling stelt. ‘Niet moord is slecht, maar de moordenaar’. Tenminste als er sprake is van ‘kwade wil’. Want dat is voor Kant van essentieel belang. Wanneer je een kind van vijf een pistool in handen geeft en hij vermoordt een omstander, is er geen sprake van ‘kwade wil’. Het kind weet namelijk niet wat het doet: het is nog niet in het bezit van zodanige verstandelijke vermogens dat het in staat moet worden geacht bewust en verantwoord te handelen. Het kind is niet in staat om bewust keuzes te maken. Het ontbeert hem/haar aan vrijheid.
Authentiek ethisch handelen veronderstelt in de ogen van Kant vrijheid van handelen. Voor de (volwassen) mens zijn er altijd mogelijkheden om ‘willens en wetens’ bewuste keuzes te maken. In plaats van een puur instinctief wezen – zoals een dier – is de mens wezenlijk vrij. De mens kan keuzes maken: hij kan nee zeggen tegen zijn instincten.
De mens kan kiezen voor het goede maar ook voor het kwade, volgens Kant is een handeling dan pas ethisch goed als geschiedt uit plichtsbesef. Daarmee bedoelt hij dat je instelling behoort te zijn bewust het goede te doen. Waarom? Omdat het goede gedaan behoort te worden. Je hebt de plicht het goede te doen.
Kant maakt een onderscheid tussen handelen uit ‘plicht’ en handelen uit neiging. Van dit laatste is sprake wanneer de mens handelt met als doel de vergroting van het eigen welzijn. Zeg maar: deze mens handelt uit eigen belang. Bij het handelen uit plichtsbesef negeren we dit eigen belang en stellen we ons bewust in het goede doen. Ook al gaat dit ten koste van ons eigen belang.
We kunnen ons afvragen: wat houdt dat ‘goede’ dan in bij Kant? Het antwoord luidt dat Kant één centraal beginsel hanteert en dat is de waardigheid van de menselijke persoon. Dit beginsel houdt in dat je de ander nooit uitsluitend als middel mag gebruiken maar steeds ook als doel in zichzelf. Goed, maar stel nu dat we met een concreet ethisch dilemma te maken hebben en we weten niet wat dit ene beginsel van ‘de waardigheid van de menselijke persoon’ in deze situatie oplevert. We kunnen er niets mee. Wat moeten we dan doen? Voor deze moeilijke situatie gaf Kant de volgende praktische wenk: als je ooit twijfelt wat je moet doen, moet je je het volgende afvragen: zou je willen dat iedereen in een dergelijke situatie zou handelen zoals jij van plan bent: Als je antwoord ‘ja’ luidt, moet je zelf ook zo handen.
Met andere woorden: Zou jouw handelswijze de basis kunnen zijn van een algemene, dus voor iedereen geldende wet?

C. Deugdenethiek
Bij de deugdenethiek staat de gezindheid van degene die handelt centraal. De deugdenethiek legt er de nadruk op dat de bedoelingen en de motieven van degene die handelt, goed behoren te zijn. Hierbij wordt vrijwel altijd verwezen naar bepaalde deugden die mensen behoren te hebben. Deugden zijn die kwaliteiten die een mens tot een goed mens maken. Een deugd is een geïntegreerd onderdeel van de persoonlijkheid van een mens. Zij is een aspect van de mentaliteit, de gezindheid van de persoon. De oude Grieken spraken over vier kardinale deugden: wijsheid, dapperheid, matigheid en rechtvaardigheid. Andere deugden die vaak genoemd zijn in de geschiedenis van de ethiek zijn: eerlijkheid, waarachtigheid, betrouwbaarheid, vroomheid, rechtschapenheid, zachtmoedigheid, etc.
Bij deugdenethiek gaat het dus niet om bepaalde doelen die in ons handelen gerealiseerd dienen te worden, zoals in de gevolgenethiek. Ook gaat het niet om allerlei dwingende gedragsregels (plichten) zoals bij Kant. Nee, bij deugdenethiek gaat het om de vraag: ‘Wat voor soort mens wil ik zijn?’ Of: ‘Wat maakt iemand tot een goed mens: ’Als mensen zelf ‘goed’ zijn, volgt het goede handelen als vanzelf, zo redeneert de deugdenethiek. Bij een goed mens moet je denken aan een ‘integer persoon’, aan een ‘betrouwbaar iemand’, aan ‘iemand uit een stuk’.
Bij de deugdenethiek speelt opvoeding een belangrijke rol. Binnen sociale gemeenschappen als het gezin, de buurt, de school en de kerk kan een jongere gevoelig worden gemaakt voor ethische vragen. Ook ziet die jongere daar voorbeelden van mensen met bepaalde persoonlijkheidskenmerken zoals betrouwbaarheid, eerlijkheid, etc. Van zulk soort voorbeelden kan je leren: ze helpen je te groeien een verantwoordelijke, volwassen persoon te worden.
Binnen de deugdenethiek behoort het goede dus een ‘doorleefd’ aspect van de persoonlijkheid te zijn: een geïntegreerd onderdeel van de persoon. Bij andere vormen van ethiek (gevolgen- en beginselethiek) dient het goede zich veeleer aan in situaties waarbij we spreken van een ‘ethisch dilemma’. Daar heeft ethiek veel meer een ‘ad hoc – karakter’.

§ 4 ETHISCHE COMMUNICATIE
4.1 Introductie
In deze paragraaf gaan we aandacht besteden aan ethische communicatie. Allereerst geven we aan wat precies ethische communicatie is. Vervolgens bespreken we twee functies van ethische communicatie. Tenslotte geven een aantal voorwaarden voor ethische communicatie.

4.2 Wat is ethische communicatie?
Bij het ontwikkelen van eigen ethische standpunten speelt communicatie een belangrijke rol. In een communicatieproces speelt de uitwisseling van informatie en standpunten tussen twee of meer personen een centrale rol. In een ethisch communicatieproces wordt informatie uitgewisseld die betrekking heeft op ethiek. Dat kan zijn een wegwerpgebaar (je bent het met iets niet eens); een ethische analyse; een ethisch standpunt en bepaalde argumenten.
Op basis van déze uitwisseling van (ethische) informatie ontwikkel je een eigen mening: thuis, met je vrienden, in de klas of later in je werk. Centrale activiteiten in het communicatieproces zijn spreken en luisteren. Hoe beter de kwaliteit van deze activiteiten is, hoe vlotter de communicatie verloopt. Uiteindelijk komt dat de kwaliteit van je eigen ethische visie ten goede.

4.3 Twee functies van ethische communicatie

Goed voor je zelf

Om tot een eigen ethisch oordeel te komen is het belangrijk dat mensen zelf nadenken en zelfstandig keuzes kunnen maken. Deze kwaliteiten kunnen verbeterd worden door met anderen te communiceren. Tijdens zo’n communicatieproces kunnen je eigen inzichten over de precieze aard van een ethisch dilemma aangescherpt worden. Ook is het mogelijk dat anderen ethische visies (§ 3) en argumenten aanreiken waar je zelf tot nu toe niet aan gedacht had. Over deze en de eigen visie kan gediscussieerd worden. Uiteindelijk is het mogelijke dat de visies en argumenten van anderen van een beter kwaliteit zijn en dat je dus je eigen visie wijzigt. Hieruit blijkt dat de visie van anderen uiteindelijk een medebepalende rol speelt bij de totstandkoming van een eigen standpunt. Communicatie levert dus een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van ethische standpunten.

Ook goed voor de samenleving

Communicatie is van belang als het gaat over ethiek. In onze samenleving bestaan meerdere ethische visies naast elkaar. Dat is wel eens anders geweest: in vroeger tijden was er meer sprake van één collectieve, vooral christelijke moraal. Iedereen had zich deze moraal eigen gemaakt tijdens het opvoedingsproces. Deze moraal gaf vaste, vanzelfsprekende handelingsmodellen aan mensen. Van zelfstandig keuzes maken en open communicatie was veel minder sprake. Door allerlei sociale ontwikkelingen is onze moderne samenleving in ethisch opzicht te typerem als een plurale samenleving. ‘Pluralis’ betekent veelvoud, meervoud. Er bestaan meerdere visies naast elkaar. Om de steeds optredende morele problemen in de samenleving op te lossen, kan communicatie een goede dienst bewijzen. Belangrijke overlegorganen binnen maatschappelijke organisaties zoals de school, het bedrijf, het ziekenhuis, vakbonden, werkgeversorganisaties en de overheid kunnen weloverwogen en verstandige ethische beslissingen nemen na uitgebreide communicatierondes binnen en buiten deze overlegorganen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat steeds die ethische visie zich doorzet als oplossing, die de beste argumenten weet in te brengen. In de praktijk verloopt het niet altijd zo. Vaak weet namelijk die ethische visie zich door te zetten die de meeste ‘macht’ heeft: de sterkste machtsbasis.

4.4 Voorwaarden voor goede ethische communicatie
Wat nu volgt is een overzicht van voorwaarden waaraan ethische communicatie dient te voldoen.
Openheid houdt in dat niemand van een ethische discussie uitgesloten mag worden. Iedereen heeft het recht zich te mengen in een ethische discussie. De leerling heeft evenveel recht van spreken als de leraar. De man op de werkvloer evenveel als de manager aan de top. De patiënt evenveel als de arts. Ook buitenstaanders mogen zich mengen in ethische discussies op het bedrijf, op school en in het ziekenhuis.
Morele opvattingen hangen vaak samen met belangen die mensen hebben. Belangen zijn handelingen, maatregelen of praktijken die door mensen als voordelig voor henzelf worden gezien.
In een ethische discussie dient gelijkheid als beginsel gehanteerd te worden. Dat wil zeggen dat ieders belang serieus genomen wordt. We kunnen van mensen niet verwachten dat ze zonder meer hun eigen belang negeren ten gunste van het belang van de ander. Wel heeft ieder de plicht te erkennen dat de ander ook belangen heeft. Een ideale ethische beslissing heeft als kenmerk dat alle belangen zijn meegewogen.
Deelnemers aan een ethische discussie dienen bereidheid tot dialoog te tonen en zich in te leven in standpunten van anderen.
Ze behoren dus niet alleen hun eigen kijk op een moreel probleem te geven, maar ook oog te hebben voor de kijk van een ander. We moeten zeker niet uitsluiten dat die ander betere standpunten en argumenten heeft dan jijzelf.
Voor alle deelnemers in een ethisch gesprek geldt dat ze in staat dienen te zijn de uitspraken van zichzelf en van anderen in een groter kader te plaatsen. Dus de samenhang te zien tussen deze uitspraken enerzijds en de persoonlijke en sociale situatie waarin de deelnemers die deze uitspraken doen, anderzijds. Naast hun eigen belangen dienen de deelnemers aan een ethische discussie ook de belangen van de rest van de samenleving mee te wegen bij hun uiteindelijke standpunt.
Een andere voorwaarde voor ethische communicatie is duidelijkheid over de gehanteerde begrippen. Het komt vaak voor dat deelnemers aan een ethische discussie een zelfde begrip gebruiken, maar – al dan niet uitdrukkelijk – verschillende betekenissen toekennen aan deze begrippen. Tevens is het mogelijk dat de gehanteerde begrippen onduidelijk zijn. Ook komt het nogal eens voor dat een begrip verschillende betekenislagen heeft. Zo kan een begrip ‘moord’ verwijzen naar een feit (iemand is vermoord) maar het kan ook in een evaluatieve betekenis gebruikt worden. Bijvoorbeeld: moord is slecht, ontoelaatbaar.
Om overbodige spraakverwarring te voorkomen is het belangrijk dat de deelnemers aan een ethische discussie zich steeds afvragen welke precieze betekenis van een begrip bedoeld wordt. Waar dat mogelijk en wenselijk is, kunnen er ook afspraken gemaakt worden over de betekenis van een begrip. We dienen ons echter te realiseren dat het niet altijd gemakkelijk zal zijn om tot nauwkeurige definiëring te komen.
In het woord redelijkheid zit het woord ‘rede’, hetgeen letterlijk betekent: verstand. Een ethische discussie dient gevoerd te worden met verstandelijke redenen. Bij een morele beslissing dienen de beste argumenten de doorslag te geven. In een ethisch gesprek moet je dus met goede argumenten komen. Maar wat zijn eigenlijk ‘goede’ en ‘foute’ argumenten? We spreken van goede argumenten als de redenen die iemand aanvoert ter zake doen. Dat wil zeggen dat ze betrekking hebben op de inhoud van de ethische discussie. Daarnaast zal een goed argument geen argumentatiefouten vertonen. Daarover dadelijk meer.

Een argument kan om meerdere redenen fout zijn. Om te beginnen omdat de aangedragen reden niets te maken heeft met de inhoud van het ethisch probleem, dus helemaal niet ter zake doet.
Een argument kan ook ondeugdelijk zijn omdat het niet goed in elkaar zit, niet redelijk is. Anders gezegd: omdat er iets niet klopt. We spreken dan van een argumentatiefout. Hier volgt een aantal veel voorkomende argumentatiefouten. Probeer tijdens een ethische discussie deze fouten te vermijden!
a. Ongegronde generaliseringen
Generaliseren wil letterlijk zeggen: ‘Veralgemenen, uit afzonderlijke gevallen tot een algemene stelling besluiten en zo alle gevallen over een kam scheren’. Wanneer we spreken van ongegronde generaliseringen dan bedoelen we daarmee dat algemene conclusies worden getrokken uit slechts enkele gegevens of uit gegevens die niet ter zake doen.
b. Normen ontlenen aan feiten
Uit een feitelijke stand van zaken worden zonder meer normen afgeleid. Normen zijn aanwijzingen over hoe mensen zich behoren te gedragen. Twee voorbeelden van het ontlenen van normen aan feiten:
– De meeste mensen gaan op een gegeven moment trouwen (een feit). Jij behoort dus ook te gaan trouwen (norm).
– Sommige bedrijven ontduiken de belastingen (een feit). Dus mag jouw bedrijf de belastingen ook ontduiken (norm).
Feiten zijn op zich zelf niet goed. Anders zouden we moord en doodslag zelfs een goede zaak moeten noemen!
c. Autoriteitsargumenten
Tijdens een ethische discussie wordt een beroep gedaan op een autoriteit. Autoriteitsargumenten zijn foute argumenten. Ze onttrekken zich aan de redelijkheid: je kunt over autoriteitsargumenten niet discussiëren. Steeds geldt: iets is niet waar of juist omdat een bepaald persoon (wie dan ook!) dat zegt; het argument zelf moet overtuigen en niets of niemand anders!
d. Ad Hominem argumenten (persoonsgebonden argumenten)
Een voorbeeld van een persoonsgebonden argument: ‘Wat hij zegt kan niet waar zijn, want hij is een mietje’. Bij een persoonsgebonden argument wordt totaal niet ingegaan op de redelijkheid van het argument. Wel wordt iemands standpunt ondermijnd door zijn persoon verdacht te maken. Er wordt gezinspeeld op aspecten uit iemands privé-leven (bijvoorbeeld een scheiding, seksuele geaardheid, vroegere delicten, etc). In een ethische discussie kunnen persoonsgebonden argumenten niet als serieuze argumenten gelden. Opnieuw geldt: het argument zelf moet overtuigen en niets of niemand anders.
e. Onjuiste analogie
Een analogie is een overeenkomst. Van een onjuiste analogie is sprake wanneer men een bewegingswet die geldt binnen één domein, zonder meer ook laat gelden voor wezenlijk andere domeinen. Een voorbeeld is het sociaal-darwinisme. Dat was een stroming die de wetten die Darwin in de natuurlijke wereld had ontdekt – namelijk ‘survival of the fittest’- zonder meer toepaste op de mensenwereld.
f. Onjuiste oorzaak
Dit is een veel voorkomende redeneerfout. Bij een feit waaraan verschillende oorzaken ten grondslag liggen, wordt één oorzaak afgezonderd en tot dé oorzaak gemaakt. Ook gebeurt het vaak dat men een statistisch verband tussen twee verschijnselen interpreteert als een noodzakelijk verband. De ethicus Maneschijn geeft het voorbeeld van de schaakprestaties van vrouwen: ‘Statistisch leveren mannen betere schaakprestaties dan vrouwen, maar het zou onjuist zijn dat verschil toe te schrijven aan het man- of vrouwzijn. De wereldkampioene vrouwenschaak speelt veel beter dan de meeste mannelijke schakers’.
g. Een cirkelredenering
Je neemt een standpunt in op basis van een onbewezen uitgangspunt, bijvoorbeeld ‘God’ of de ‘natuur van de mens’. Wanneer je nu gevraagd wordt naar argumenten voor je standpunt verwijs je wederom naar het onbewezen uitgangspunt.

§ 5 Een stappenplan voor ethische analyse en beoordeling
5.1 Inleiding
In deze paragraaf leer je hoe je een ethisch probleem goed kunt analyseren en oplossen. Analyseren betekent: een probleem uit elkaar leggen, ontrafelen, verschillende aspecten onderscheiden, etc.
Het doel van analyseren is beter te begrijpen wat er precies aan de hand is. Door meer kennis te krijgen van een probleem kun je het ook beter oplossen.
We gaan beter leren analyseren en beoordelen aan de hand van een stappenplan. Door het volgen van een aantal stappen leer je systematisch en logisch te werk te gaan.
Het stappenplan kent zeven stappen die we nu een voor een gaan doornemen.

Stap 1 Het formuleren van de case
In deze stap gaat het om het formuleren van het etisch dilemma. Vaak gebeurt dit aan de hand van een praktijkvoorbeeld. Maar het kan ook een denkbeeldige situatie zijn. Het kan dan om een probleem gaan dat nog niet in de praktijk is voorgekomen, maar zich in de toekomst misschien wel kan voordoen. Soms kan het ethisch probleem zelfs een ‘onmogelijk’ voorbeeld zijn. Het wordt dan gebruikt op didactische redenen: als middel om iets goed duidelijk te maken. Als een manier om meer inzicht te verkrijgen in een moeilijke materie. Bij de verdere uitleg van ons model gaan wij uit van de volgende case.
Voorkeur voor vrouwen?
Je zit in de ondernemingsraad van een grote bank. Op een gegeven moment staat er op de agenda het onderwerp: ‘positieve discriminatie bij promoties en sollicitaties bij hogere functies’. De hoofdlijn van het rapport is dat de bank in de komende jaren positieve discriminatie wil toepassen bij promoties en sollicitaties in geval van hogere functies. Dat wil zeggen dat bij gelijke capaciteiten, vrouwen de voorkeur krijgen. De reden van dit beleid is dat de bank de bestaande achterstand van vrouwen in hogere functies wil goed maken. Van de ondernemingsraad wordt een advies verwacht. De directie van de bank gaat straks definitief beslissen.

Stap 2 Welke feiten spelen een rol?
Om meer inzicht te krijgen in een case dienen we zoveel mogelijk informatie te verzamelen. Welke feiten spelen een rol? Welke aspecten spelen een rol? Het kan gaan om:
– economische feiten (economische optiek)
– juridische feiten (juridische optiek)
– historische feiten (historische optiek)
– sociale feiten (sociale optiek)
– biologische feiten (biologische optiek)
– etc.
a. economische feiten
Economie houdt ons voor: probeer met zo weinig mogelijk middelen een zo groot mogelijke opbrengst te realiseren. Het uiteindelijke doel is dan maximale winst en continuïteit. Vanuit een economische invalshoek zal de nadruk gelegd worden op personeel met de beste kwaliteit. Goed personeel vormt immers – samen met andere factoren – de basis voor winst en continuïteit op langere termijn.
b. juridische feiten
De juridische optiek heeft als aandachtsveld: we dienen te handelen in overeenstemming met de Nederlandse wetgeving. In onze case wordt voorgesteld mannen te ‘discimineren’ met als doel de bestaande achterstand van vrouwen in hogere functies te verkleinen. We moeten ons afvragen is dit wettig?
Culturele minderheidsgroepen (zoals vrouwen op de arbeidsmarkt) mogen volgens de wet bevoordeeld worden om meer gelijkheid te krijgen. De conclusie moet hier dan ook zijn: het voorstel om een voorkeursbeleid voor vrouwen te beginnen is wettig.
c. personele feiten
De personeelsoptiek heeft als aandachtsveld: ieder personeelslid heeft recht op werk dat aansluit bij zijn opleiding, capaciteiten en functie. Daarnaast dient ieder personeelslid zich te kunnen ontwikkelen binnen de organisatie: loopbaanontwikkeling. Wanneer het voorstel zou worden aangenomen, zouden de loopbaanmogelijkheden van vrouwen bij dit bedrijf gunstiger komen te liggen. Voor de mannelijke werknemers ligt het natuurlijk andersom. Misschien worden zij wel ontevreden. De kans is aanwezig dat er werknemers weg zullen gaan naar bedrijven waar ze meer kans op promotie hebben.

Stap 3 Welke waarden spelen een rol?
Hier gaan we bekijken welke waarden een rol spelen in deze case. Een goede manier is om alle optieken (zie bij stap 2 de feiten) die een rol spelen bij de case nog eens na te lopen en te noteren welke waarden ‘verborgen’ zitten in elke optiek. Elke optiek bevat namelijk altijd een of meerder waarden. Deze waarden geven de richting aan waarmee naar de werkelijkheid (in ons geval een case) gekeken wordt:
– De economische optiek. Zij heeft als centrale waarde: welvaart. We hebben als doelstelling om met zo weinig mogelijk middelen een zo groot mogelijke opbrengst te realiseren.
– De juridische optiek brengt als centrale waarden binnen: legaliteit (het principe dat je je aan de wet moet houden) en gelijkheid. De juridische optiek houdt ons voor te handelen binnen de wet. Deze wet gaat uit van het gelijkheidsbeginsel. Discriminatie als middel om te komen tot meer gelijkheid (het doel) is toegestaan.
– De personeelsoptiek brengt als waarden binnen: recht op arbeid en ontplooiing binnen de
arbeid.
Daarnaast kunnen vanuit de ethische optiek zelf ook nog waarden een rol spelen. In dit geval kunnen dat waarden zijn als gelijkheid, rechtvaardigheid, eerlijkheid en vrijheid.

Stap 4 Het formuleren van het ethisch probleem
We kunnen nu komen tot een voorlopige formulering van het etisch probleem in onze case: de bank wil in haar activiteiten een aantal waarden realiseren, die niet tegelijkertijd gerealiseerd kunnen worden. Dit betekent dat het bedrijf een keuze moet maken over de voorrang van waarden. Concreet in onze case: het bedrijf wil de waarden welvaart, legaliteit, gelijkheid, arbeid, ontplooiing, rechtvaardigheid, eerlijkheid en vrijheid tegelijkertijd realiseren. Dit is niet mogelijk, dus moet het bedrijf keuzes maken. Hierbij houdt de ethiek ons één norm voor: wij behoren het uiteindelijk goed te doen. Wij behoren menswaardig te handelen.

Stap 5 Wie zijn de belanghebbenden?
Belanghebbenden zijn individuen en/of groepen die voor- of nadeel kunnen hebben bij bepaalde handelingen of beslissingen. In onze case zien we in ieder geval drie belangrijke directe belanghebbenden:
a. Alle hoger opgeleide vrouwen binnen en buiten het bedrijf. Zij krijgen meer kansen op hogere functies.
b. Alle hoger opgeleide mannen binnen en buiten het bedrijf. Zij hebben nadeel bij zo’n besluit.
c. Eigenaren en medewerkers van het bedrijf. Wanneer het bedrijf economische voor- of nadelen heeft bij een besluit tot voorkeursbehandeling, bevoor- of benadeelt dit de eigenaren en de medewerkers.

Stap 6 Wie is er moreel aanspreekbaar?
Wie neemt in deze case eigenlijk de beslissing? Wie is er moreel aanspreekbaar? En wie heeft de mogelijkheid die beslissing te beïnvloeden?
De beslissing wordt genomen door de directie. De directie is daarom moreel verantwoordelijk en dus ook aanspreekbaar. De directie moet bereid zijn redenen te geven voor haar beslissing. Maar ook de Centrale Ondernemings Raad is moreel aanspreekbaar. Zij heeft immers de mogelijkheid invloed uit te oefenen op het besluit van de directie. Dat geldt dus ook voor jou want je bent immers lid van die ondernemingsraad. De ondernemingsraad en jij zelf als lid zijn niet verantwoordelijk voor de uiteindelijke beslissing maar wel voor de invloed die jullie uitoefenen op die beslissing!

Stap 7 Welk ethisch standpunt neem je in?
Hier geef je je ethisch standpunt over het vraagstuk.
Zo’n mening berust meestal op een ethische visie, zoals de gevolgenethiek of de beginselethiek. Van belang is dat je je mening goed weet te onderbouwen met ter zake doende argumenten en daarbij argumentatiefouten weet te vermijden.

Model voor ethische analyse
Stap 1 Het formuleren van de case
Stap 2 Het verzamelen van informatie (uit andere optieken)
Stap 3 Welke waarden spelen een rol?
Stap 4 Wat is het ethische probleem?
Stap 5 Wie zijn de belanghebbenden?
Stap 6 Wie is moreel aanspreekbaar?
Stap 7 Welk ethisch standpunt neem je in?