hfdstk 1: antwoorden

Paragraaf 1 Inleiding

Opdracht 1, p. 3

Ons dagelijks leven kent over het algemeen een grote regelmaat: slapen, eten, school, huiswerk en uitrusten; zij vormen een steeds terugkerende saaie cyclus. Binnen dat routine-bestaan is voor de vraag wat het menselijk bestaan als geheel nu eigenlijk is, wat het allemaal moet en wat voor zin het uiteindelijk heeft, gewoonlijk geen plaats. Maar toch stelt vroeg of laat iedereen zich deze vraag: wat stelt mijn bestaan eigenlijk voor, vind ik mijn leven zinvol? Op welke momenten en onder welke omstandigheden stellen mensen zich een dergelijke vraag?

Antwoord

Aanknopend bij de inleidende tekst luidt het antwoord op de vraag heel algemeen: als die routine verstoord wordt. Bijvoorbeeld: -Bij een diepingrijpende gebeurtenis in je omgeving:
– een gewelddadig voorval op schoot een zelfmoord,
-iemand in je nabijheid die te horen krijgt kanker te hebben en nog maar kort zal leven.
-Als je jezelf dusdanig ontevreden voelt, dat de vraag opkomt: is dit het nou?
-Doordat je door wat voor omstandigheden dan ook, bijvoorbeeld een ernstige uitbrander van je ouders, plotseling van grotere afstand naar jezelf kijkt en je vragen aan jezelf stelt als:
futloos in de klas zitten de hele dag, waar ben ik mee bezig?
Wat moet er van mij worden?
Waarom kan ik me alleen bij sport echt serieus voor iets inzetten?
Ik lever nou niet bepaald een serieuze bijdrage aan de lieve vrede thuis: wil je echt op die manier leven? Moet dat mijn
bestaan worden?
-Als je door een ongeluk zelf plotseling veel beperktere mogelijkheden hebt om je leven vorm te geven. -Geboorte en dood. Een ervaring van extase.

Opdracht 2, p. 3

Als iemand je de vraag stelt: ‘Vind je dat jouw leven zin heeft?’ zul je waarschijnlijk wel even schrikken. Zo’n vraag hoor je niet te stellen, is misschien je spontane reactie. Mogelijk schrikt de vraag af omdat hij zo ongrijpbaar klinkt, een beetje zweverig ook. Maar als je de vraag nu eens vertaalt in: hoe maak je het? Welke vertaling van de vraag ‘Vind je dat jouw leven zin heeft?’ is het beste volgens jou?
-a. ‘Hoe maak je het?’
-b. ‘Vind je het leven de moeite waard?’
-c. ‘Ben je blij dat je geboren bent?’
-d. ‘Is je leven geslaagd?’
-e. ‘Ben je gelukkig?’

Antwoordsuggesties

De zinvraag betreft kennelijk een evaluatie van je hele doen en laten, je hele bestaan. Het is de levensbeschouwelijke vraag bij uitstek, de zinvraag die alle andere zinvragen insluit. ‘Hoe maak je het?’ (a.) dekt de lading niet, je kunt bijvoorbeeld zwaar verkouden zijn of vreselijke hoofdpijn hebben. We hebben dan te maken met een situatie waarin je jezelf slecht voelt maar dat betekent niet dat je plotseling je leven als zinloos ervaart, je weet immers dat die verkoudheid wel overgaat.
De vertalingen b. en c. dekken beter de lading daar ze vragen of je het leven als geheel zinvol vindt (er wordt geen momentopname gemaakt).
Bij d. klinkt misschien op het eerste gezicht iets te veel ‘succes’, en ‘slagen’ mee.
Optie e. kom je vaak tegen als vertaling van zinvolheid.

Kritische tegenvraag: kun je jezelf voorstellen dat iemand die niet gelukkig is het leven toch zinvol en de moeite waard vindt? Als je ‘ja’ antwoordt, is de vertaling van de zinvraag in de vraag naar geluk toch niet helemaal adequaat.

Opdracht 3, p. 3

Lees aandachtig het gedicht ‘Een toverbal’. Beantwoord daarna de vragen.

a. Wordt het leven door de vergelijking met een toverbal voorgesteld als heel groots, als heel belangrijk of roept deze metafoor iets anders bij je op? Denk goed na.

b. Een pasgeborene is nog onwetend over wat het leven allemaal voor hem of haar in petto heeft. Welke mogelijkheid biedt de metafoor van de toverbal om dit te verwoorden?

c. Breng structuur aan in dit gedicht door het in drie stukken te verdelen. Waar leg je de twee scheidingen? Waarom juist daar?

d. Welke filosofie over het leven wordt in het derde stuk van dit gedicht verwoord?

Antwoord

a. De metafoor van de toverbal thematiseert het leven als een opeenstapeling van ervaringen, gevoelens, toekomstverwachtingen en teleurstellingen. De toverbalmetafoor stelt het leven niet voor als heel heroïsch, want gekocht voor een stuiver smelt de toverbal (het leven) langzaam weg.

b. Bij het begin van het leven zie je niet wat er in de toekomst allemaal op je af komt, een baby is zich van dit alles nog niet bewust (gaaf glad en zuiver, glanzend en sereen). De kleuren staan voor wat mensen zoal kan overkomen: zorgen, verdriet, gevoelens van haat, nijd, spijt en rouw. Maar gelukkig kun je ook vertrouwen hebben en hoop (dromen).

c. Een eerste deel zou kunnen eindigen na regels (bij sereen) of na regel 7 bij het woord verborgen. In een mensenleven spelen allerlei ervaringen en gevoelens een rol. Het tweede deel werkt het aspect van de verschillende kleuren uit: iedere kleur staat voor een ervaring of gevoel. Het derde deel begint duidelijk bij ‘Maar, als we eindelijk zijn gekomen…’. De kleurlaagjes van de toverbal zijn weggesmolten en we komen bij de kern. In het derde deel loopt de vergelijking uit op een gedachte over menselijk geluk.

d. Er kunnen duidelijk twee aspecten onderscheiden worden:
  Het kost kennelijk veel moeite om het geluk te vinden in het leven: pas door alle lagen (de kleurlagen) van ervaringen en emoties kom je bij de kern.
  vervolgens blijkt die gelukskern niet keihard te zijn, je kunt hem zomaar stuk bijten, het geluk is broos. De metafoor van het leven als een toverbal blijkt uiteindelijk bovenal een reflectie over menselijk geluk te zijn.

Opdracht 4, p. 4

Metaforen hebben hun eigen mogelijkheden maar kennen ook hun beperkingen. Als je de metafoor van de toverbal eens kritisch bekijkt, welke beperkingen kent deze metafoor dan volgens jou? Dus, welke levensbeschouwelijke vragen die je bij het leven kunt stellen, stelt deze metafoor niet aan de orde?

Antwoord

De metafoor van het leven als een toverbal zegt niets over vragen als in hoeverre je geluk in eigen hand hebt of over de implicaties van uitdagingen aandurven in je leven. Eventueel kun je ook het kleiner worden van de toverbal als een beperking noemen: plaats voor groei naar volwassenheid, naar wijsheid is er binnen dit beeld niet. Verderop zullen we zien dat de metafoor van het leven als een reis hiervoor wel aanknopingspunten biedt.

Opdracht 5, p. 5

‘De loop van het leven is een rivier die haar weg zoekt in een grillig landschap, terwijl het plan dat wij hadden ontworpen, waarschijnlijk meer lijkt op een kanaal dat wij willen graven, een rechte lijn die het landschap negeert. Het plan bestaat in ons hoofd, de loop van de gebeurtenissen is de werkelijkheid daarbuiten.’ Cornelis Verhoeven, Dierbare woorden (blz. 234)

a. Verhoeven gebruikt feitelijk een dubbele metafoor, twee metaforen zou je kunnen zeggen. Welke twee zijn dat?

b. Aan welke metafoor voor het leven geeft Verhoeven de voorkeur?

c. Welke metafoor voor het leven wijst hij kennelijk af?

d. Ben je het met hem eens? Geef argumenten.

Antwoord

a. De loop van een rivier (1) en het graven van een kanaal (2).

b. Het leven is als de loop van een rivier.

c. Het leven is een kanaal dat wij graven. Dit idee bestaat slechts in ons hoofd; de werkelijkheid lijkt meer op een rivier die haar weg zoekt in een grillig landschap. De laatste metafoor is dus geschikter om het leven te typeren.

d. De vraag is in hoeverre wij invloed hebben op de gebeurtenissen in ons leven. Het landschap met zijn heuvels en dalen (de gebeurtenissen die ons overkomen), staat niet toe dat wij een kanaal graven, ons leven verloopt nooit zoals we het willen.

Opdracht 6, p. 6

a. Waarom bestaan er tegenwoordig zoveel verschillende metaforen voor het leven?

b. Tot aan het begin van de twintigste eeuw waren een paar metaforen allesoverheersend. Hoe kwam dat?

Antwoord

a. Zeker over deze levensvraag verschillen mensen van mening. Om die reden zullen mensen dan ook gebruik maken van verschillende metaforen. Immers de verschillende metaforen dragen ook verschillende interpretaties van het leven aan.

b. De cultuur in Europa was tot de twintigste eeuw veel uniformer dan nu het geval is. Met name het christendom was belangrijk als het ging over doel en zin van het leven. De metaforen sloten dan ook vaak bij de christelijke levensbeschouwing aan.

Opdracht 7, p. 6

Een metafoor kan uitdrukken hoe iemand het leven ziet, hoe of wat het leven uiteindelijk is maar een metafoor kan ook proberen duidelijk te maken hoe mensen behoren te leven. Hoe blijkt dat in de voorstelling van de brede en de smalle weg?

Antwoord

Mensen wordt voorgehouden deugdzaam te leven, zich aan de kerkelijke en bijbelse geboden te houden. Dat is weliswaar moeilijk (smal pad vol verleidingen en ontberingen) maar uiteindelijk wacht het eeuwige geluk na de dood. Omgekeerd wordt mensen voorgehouden niet te zondigen waarbij met name genieten van het leven als een bedreiging voor het eeuwige geluk wordt gezien: leef er niet op los want dan kom je in de hel!

Opdracht 8, p. 7

  1. a.      Welke van de metaforen uit het theorieboek (A t/m Q) vind je nietszeggend, dus bieden jou geen aanknopingspunt om over het leven na te denken?

 

  1. b.      Welke metaforen vind je wel geschikt? Waarover zetten ze je dan aan het denken?

 

Opdracht 9, p. 7

In de loop der tijd is in de kunst heel wat keren een zandloper gebruikt om iets duidelijk te maken over het menselijk bestaan. Welk aspect van het menselijk bestaan wordt met de zandloper verbeeld en waarom?

Antwoord

De zandloper verbeeldt de tijdelijkheid van het menselijk bestaan: de zandkorreltjes beginnen te lopen (het leven begint) maar vroeg of laat houdt het op, een kwestie van tijd. Tevens roept het beeld ook de gedachte op dat het leven kort is, het leven is niet alleen tijdelijk maar die tijd is ook nog kort.

Opdracht 10, p. 7

De reis zelf helpt Monika Wapstra haar gedachten over het bestaan wat helderder te krijgen.

a. Haar weg gaat soms door modder en regen, dan weer lijdt ze onder het meedogenloze branden van de zon. Deze ervaringen krijgen voor haar een metaforische betekenis. Met andere woorden: tot welke gedachten over het bestaan brengen haar deze ervaringen?

Antwoord

Zoals de reis soms moeilijk is, zo is ook het menselijk leven soms moeilijk. Zoals de zon kan het leven meedogen-loos zijn. Zoals de modder kan het leven je vastzuigen en je grote ellende bezorgen.

 

b. De reis bracht ook mooie en prettige ervaringen mee. Uit welke zin blijkt dat ook deze ervaringen voor haar een beeld van het leven vormen?

Antwoord

De tekst waarin ze de moeilijke momenten van de reis vergelijkt met de moeilijke momenten in het leven gaat vloeiend over naar het duiden van de positieve ervaringen met de zin: ‘Maar ook voor iedereen zijn er mooie gebeurtenissen weggelegd.’ In deze zin spreekt ze in algemene termen over het leven en niet over haar specifieke reiservaring. De concrete reiservaringen die ze vervolgens opsomt staan dus in een metaforisch perspectief, vormen evenals de moeilijke momenten van de reis beelden (metaforen) voor het menselijk bestaan.

 

Opdracht 11, p. 8

Verderop in het reisverslag van Monika Wapstra schrijft ze: ‘En dan liep ik natuurlijk ook wel eens verkeerd en was ik verblind. Teveel tranen, te felle zon. Je ziet de wegwijzers even niet. Maar de wegwijzers blijven zich aan je opdringen en op een gegeven ogenblik valt je oog er weer op en zit je weer op de juiste weg. Of je moet even een omweggetje nemen om weer op het juiste pad te komen. Ook werd ik eens geholpen door een vriendelijke meneer die zomaar een kwartier met me meeliep om me weer naar de goede weg te leiden.’

Ook deze ervaringen brengen de schrijfster op gedachten over het menselijk bestaan. Welke gedachten zouden dat kunnen zijn?

Antwoord

Letterlijk schrijft ze: ‘…gebeurtenissen in je leven kun je zien als de wegwijzers op je levensweg. Ze geven richting aan jouw leven. Soms ben je even de weg kwijt en zoek je naar de wegwijzers. En altijd zul je weer wegwijzers vinden, je weg kruist altijd wel weer een nieuwe wegwijzer. Maar je moet hem wel willen zien. Ook mensen kunnen als wegwijzer dienen. Mensen die je bijstaan op je levensweg.’ Je bent niet alleen op reis, je hebt ook reisgenoten, mensen die je toevallig ontmoet op je reis. En je reisgenoten kunnen je helpen bijvoorbeeld als je de weg kwijt bent. Nota bene ‘de weg kwijt zijn’ (een tamelijk veel gehoorde uitdrukking tegenwoordig) kan hier mogelijk als didactische insteek dienst doen.


Opdracht 12, p. 8

Paragraaf 3.2 in het theorieboek bestaat uit vier alinea’s, vier korte bespiegelingen over het begrip ‘reizen’. Maak een vertaling van ieder van deze vier tekstjes zodanig dat ze niet meer over reizen gaan maar over het leven. Dat betekent dat je minstens overal waar woorden als ‘reizen’ en ‘reiziger’ staan, deze moet vertalen naar ‘leven’ en ‘mens’. Voor een goede vertaling is ook nodig dat je af en toe meer doet dan dit letterlijk vertalen en met eigen woorden de tekst samenvat. Voor alle duidelijkheid: je maakt dus vier tekstblokken waarin je deze subparagraaf herschrijft.

Antwoord

Opdracht 13, p. 9

Geef nu bij ieder van de vier tekstblokken aan in hoeverre jij vindt dat de metafoor van het reizen hier een zinvol inzicht oplevert. Je hoeft het dus niet eens te zijn met de vier teksten van de vorige opdracht. Geef telkens aan waarom je het wel of niet een zinvolle gedachte vindt.

Antwoord

Opdracht 14, p. 9

Naar aanleiding van de bespiegelingen over het reizen, kun je ook allerlei vragen stellen. Als je die vragen vertaalt, ontstaan levensbeschouwelijke of filosofische vragen over het menselijk bestaan. Vertaal onderstaande vragen tot levensbeschouwelijke vragen waarbij je ervan uitgaat dat ‘reizen’ staat voor ‘leven’.

a. Als ik nu onderweg ben, houdt dit dan in dat ik die reis helemaal alleen maak of kan ik zeggen dat ik reisgenoten heb? In het laatste geval: wat betekent dan ‘reisgenoten te hebben’ en in hoeverre reizen we samen?

De vertaling van de reismetafoor:
Reisgenoten: de mensen met wie ik samenleef. Maar wat betekent dat samenleven dan bijvoorbeeld als het over het einde van de reis gaat?

b. Is het doel van de reis gelegen in een eindbestemming of is de reis een doel in zichzelf? Met andere woorden: moet ik zin en geluk vinden in het reizen en onderweg zijn of is de reis slechts een middel gericht op een eindbestemming of einddoel?

De vertaling van de reismetafoor:
Is het doel van het leven gelegen in een leven na dit leven of is het leven zelf het doel? Is het leven een middel tot het doel dat achter de dood ligt en dat bijvoorbeeld bestaat in een eeuwig geluk bij God? Of is het leven zelf doel? Moeten we de zin en betekenis van het leven in niets anders zoeken dan in het tijdelijk bestaan op deze wereld?

c. Als we nu onderweg zijn, waar komen we dan vandaan? Waar was ik voor de reis begon? Hoe komt het dat ik juist deze reiziger ben geworden?

De vertaling van de reismetafoor:
Bestaat er een soort eeuwig beginsel van het leven (een atman zouden hindoes zeggen) dat zich nu in mij manifesteert? Wat heb ik zoal aan genetisch materiaal van mijn ouders en voorouders meegekregen? Wie of wat ben ik eigenlijk?

d. Als we nu onderweg zijn, waar gaan we dan naar toe? Wat moet ik me voorstellen van die eindbestemming? Ga ik dan weer opnieuw op reis?

De vertaling van de reismetafoor:
Is er een leven na dit leven? Bestaat er een soort hemel of paradijs? Keer ik of iets van mij terug op de wereld (reïncarnatie)?

e. Wanneer is mijn reis echt geslaagd? Als ik veel plezier heb gehad? Als ik veel heb gezien en geleerd? Als ik spannende avonturen heb beleefd? Als ik op goede wijze lief en leed met mijn reisgenoten heb gedeeld?

De vertaling van de reismetafoor:
Waardoor krijgt mijn leven zin en betekenis? Is dat door genieten? Door veel te beleven? Door goed te leven? Door ‘aan mezelf te werken’? Door anderen te helpen?

f. Kun je zeggen dat de reis van je leven een georganiseerde reis is, een eenzame trektocht of misschien een verblijf in een vakantieresort?

De vertaling van de reismetafoor:
Kun je zeggen dat er veel of weinig onverwachte dingen in je leven voorvallen? Zoek je zelf het onbekende op of ga je meer voor zekerheid in je leven?

 

Opdracht 15, p. 11

a. Je kunt kiezen tussen verschillende soorten reizen, maar -daaraan voorafgaand -kun je ook nog kiezen óf je wel op reis gaat. Tot welke verkeerde conclusie over het menselijk bestaan kan de metafoor van het reizen dus leiden?

Antwoord

Je zou ten onrechte de conclusie kunnen trekken dat mensen vrij voor hun bestaan hebben gekozen.

b. Kun je nog andere beperkingen van de metafoor van het reizen geven? Antwoordsuggestie -Over wat je als mens te doen staat, zegt de metafoor van het reizen niets. -Het einde van de reis is ook altijd weer een blij moment: je ziet iedereen terug. In het menselijk leven

betekent die eindbestemming dat je definitief afscheid neemt van iedereen. (Bij uitzondering spreekt men bij doodgaan van een thuiskomen en soms kom je de hoop of gedachte tegen dat we elkaar terugzien na de dood.)

Opdracht 16, p. 11

In deze opdracht gaan we na wat de metafoor van de avontuurlijke reis zegt over het doel en de zin van het bestaan. Geef daarom aan wat de verschillende kenmerken van de avontuurlijke reis duidelijk kunnen maken over het doel en de zin van het menselijk bestaan.

a. Het op zoek gaan naar het onbekende

Antwoord

De mens is een wezen dat in vrijheid bewust op zoek gaat naar het nieuwe, het vreemde, het onbekende. Mensen zijn steeds op allerlei mogelijke manieren bezig met uitdagingen: kijken of je dit schooltype aankunt, dit diploma kunt halen, dat beroep of die baan kunt realiseren, die sportieve prestatie kunt neerzetten. Daarom ook proberen mensen door middel van wetenschap en techniek te werken aan een betere wereld, zoeken ze onophoudelijk naar betere oplossingen voor problemen; daarom is de mens als het ware nooit tevreden met wie, waar en wat hij is. De mens hoopt zichzelf te vinden door het verre tegemoet te treden (Martin Heidegger).

b. Het aanvaarden van risico’s

Antwoord

De mens wordt in zijn zoektocht naar het onbekende op de proef gesteld door waar hijzelf in vrijheid voor heeft gekozen. De uitdagingen die hij zichzelf stelt (bijvoorbeeld het behalen van het VWO-diploma) brengen risico’s met zich mee, je kunt je vergissen, fatale fouten maken en mislukken; zo kunnen andere belangrijke aspecten van je leven enorm lijden onder de risico’s die je bent aangegaan.

c. Het verantwoord en verstandig omgaan met die risico’s en gevaren Antwoord

Risico’s en gevaren horen weliswaar bij het leven en de mens roept ze zelfs voor een deel zelf op door uitdagingen te zoeken, maar dat wil niet zeggen dat je er niet verstandig mee om moet gaan. Door wijs en verantwoord te handelen, kun je de gevaren minimaliseren. (De avontuurlijke vakantieganger wil ook niet in een ravijn vallen of omkomen tijdens een compleet onverantwoorde duik in de diepzee.)

d. Het afstand doen van een vaste woonplaats.

Antwoord

Omdat de mens sterfelijk is, is zijn verblijfplaats op aarde niet definitief. Dit type reis verbeeldt wellicht beter dan de vakantiereis naar een semi-permanente vakantieplaats dat menszijn ‘onderweg zijn’ is. Vergelijk voor dit punt ook eventueel Heidegger die stelt dat de mens op een existentieel niveau ‘unheimisch’ is, een wezen dat ‘niet thuis’ is in deze wereld.

e. De reis zelf zien als doel; het gaat niet om een eindbestemming van de reis.

Antwoord

Een metafoor als de pelgrimsreis zou het beeld kunnen oproepen van het menselijk bestaan als de reis naar een doel dat heilig en goddelijk is, het leven beschouwen als een reis naar een hiernamaals waar de definitieve bestemming van de mens gelegen is bij God. De metafoor van de avontuurlijke reis houdt in dat de zin van het leven in het leven (het reizen) zelf ligt, in het avontuur dat het leven is, daar moet men unieke ervaringen opzuigen en spanningen en uitdagingen trachten te trotseren en daar zin in vinden. De zin ligt niet in een leven na dit leven. \ \ .\ I I • \ 1 t.

 

Opdracht 17, p. 12

a. Stel je maakt zelf een avontuurlijke reis. Wanneer zou je die reis geslaagd vinden?

 

b. Als je dit vertaalt naar het leven, wat zegt dit dan over de zin van het menselijk bestaan?

Antwoordsuggestie

Het gaat er om dat wat de reis zinvol maakt, getransponeerd wordt naar het leven: als de avontuurlijke reis geslaagd is als er veel spannende ervaringen zijn opgedaan, veel nieuwe dingen ontdekt, veel nieuwe vrienden in verre landen zijn gemaakt etc. kan dit vervolgens over het leven worden gezegd. De zin van het leven heeft dan te maken met het opdoen van spannende ervaringen, nieuwe dingen ontdekken, etc.

c. Herken je jezelf in deze beschrijving van de zin van het menselijk bestaan? Waarom wel/niet?

Toelichting bij de metafoor van de reis naar het vakantieparadijs

Een metafoor is niet dwingend maar zal veel mensen wel ongeveer dezelfde suggestie aanreiken. De metafoor van de reis naar het vakantieparadijs is waarschijnlijk iets minder dwingend dan de metafoor van de avontuur¬lijke reis. De klas kan al redenerend en argumenterend onderzoeken wat de mogelijkheden en onmogelijkheden van de metafoor zijn. De uitleg die hier gegeven wordt, is slechts een mogelijke suggestie, niet dwingend dus. Bij de metafoor van de reis naar het vakantieparadijs gaat het om de gedachte dat het leven een korte periode is tussen het niet-bestaan van vóór de geboorte en het niet-bestaan van na dit leven; die korte periode moet men aangrijpen om te genieten. Zin ligt daarmee in het verlengde van genieten: het bestaan is zinvol voor zover men erin slaagt van het leven te genieten. Bij de metafoor van de avontuurlijke reis is de zin van het bestaan niet gekoppeld aan genot of geluk maar aan het avontuur van het (boeiende) leven zelf. In een schema:

saai bestaan

vakantieparadijs

saai bestaan niets

leven = genieten

niets

 

Opdracht 18, p. 12

a. Als je de kenmerken van de avontuurlijke reis vergelijkt met die van de reis naar het vakantieparadijs, welke verschillen vallen je dan op?

Antwoord

1     Bij de reis naar het vakantieparadijs wil men risico’s vermijden, geen onverwachte gebeurtenissen, geen uitdagingen. Men zoekt geen uitdagingen die men in vrijheid en verantwoordelijkheid tegemoet wil treden maar men wil keuzes juist uit de weg te gaan. (Opnieuw en voor alle duidelijkheid: het gaat om de metafoor van de reis naar het vakantieparadijs, niet om de psychologische motieven van mensen om een vakantieparadijs op te zoeken; het is best mogelijk dat mensen die feitelijk een reis naar een vakantieparadijs boeken, een bestaan vol uitdagingen beleven maar daar gaat het hier niet om).

2   Het gaat om zintuiglijke genietingen en niet om de fascinatie voor het nieuwe en onbekende. Het doel van de reis naar het vakantieparadijs is niet gelegen in het reizen, in het onderweg zijn.

 

b. Wat betekenen deze verschillen voor de beantwoording van de vraag naar de zin van het bestaan?

Antwoord

In de metafoor van de reis naar het paradijs wordt het leven niet begrepen als een spannend avontuur maar als een korte tijdspanne om te genieten. ‘Pluk de dag’ de wereld is een plaats (de vakantiebestemming) waar men tijdelijk verblijft om te genieten. De saaiheid vóór en na de vakantie zou begrepen kunnen worden als het niet-bestaan vóór en na het leven. In het ene geval (het avontuur) ontleent het leven zijn zin aan het leven daadwerkelijk beleven: zin vind je door open te staan voor wat nieuw is, voor wat vreemd is, voor wat niet beheersbaar is, wat niet helemaal begrepen kan worden. Nieuwe ervaringen geven ons leven zin! In het andere geval (het paradijs) ligt de zin van het bestaan in het verlengde van het genieten, waardoor de zingeving misschien ook kwetsbaar is want afhankelijk van de hoeveelheid genot.

 

Opdracht 19, p. 13

Je kunt het verlangen naar een vakantieparadijs ook opvatten als een verlangen om op een bepaalde manier te bestaan. Het vakantieparadijs is dan een metafoor voor het ideale bestaan.

a. Hoe ziet dat ideale bestaan er dan uit?

Antwoord

Het woord paradijs (ook in reisreclames) verwijst niet voor niets naar scheppingsverhalen waarin soms een ideaal, probleemloos bestaan wordt geschetst. Het leven kent dan geen risico’s en gevaren, angst voor honger, pijn of de dood bestaan niet. Het bijbelse scheppingsverhaal toont de mens in een toestand waarin goed en kwaad nog niet bestaan, de mens is onschuldig en onwetend. De last van de morele verantwoordelijkheid hoeft hij niet te dragen. De bijbelse scheppingsmythe uit Genesis kent minstens twee aspecten die voor dit thema van belang zijn. Vóór zijn verdrijving uit het paradijs is de mens zowel onwetend van goed en kwaad, als gelukkig. De paradijs-mythe behelst derhalve twee dingen:

1.   de ervaring van vrijheid en verantwoordelijkheid als een last en

2.   een verlangen naar volmaakt geluk. Beide aspecten komen naar voren in het verlangen om tijdens de vakantiereis een soort paradijs te vinden. Het bovenstaande spoort immers heel aardig met de wijze waarop sommige mensen hun vakantiebestemming invullen: een ‘nergens-over-na-hoeven-denken’ -toestand. Ontheven van iedere verantwoordelijkheid voor het dagelijkse bestaan zoekt men een paradijselijk geluk.

 Nota bene

Hebben we hier niet te maken met een verborgen verlangen van mensen naar een toestand van kinderlijke onschuld waarin van vrijheid en verantwoordelijkheid geen sprake is, waarin goed en kwaad niet bestaan? Is de mens niet -bewust of onbewust -vaak op zoek naar een probleemloos bestaan waarin geen moeilijke keuzes zich aan je opdringen en waar je onbekommerd kunt genieten?

b. Komt wat je zojuist beschreven hebt overeen met jouw ideaal van een zinvol bestaan? Waarom wel of niet?

Antwoordsuggestie

Zo goed als voor veel mensen een paradijsvakantie saai is kan ook een leven zonder uitdagingen saai zijn. Misschien moet voor een zinvol bestaan niet alles beheerst worden want dat slaat de zinervaring dood. De confrontatie met het nieuwe en onbekende maakt het leven boeiend en geeft zin. Vergelijk de uitwerking van deze gedachte bij de avontuurlijke reis. Tegelijk kan worden opgemerkt dat niet iedereen de vrijheid en verantwoordelijkheid om met het nieuwe om te gaan aandurft of aankan. Vrijheid brengt ook angst met zich mee. Als het paradijs de suggestie van de onsterfelijkheid oproept, kan men de vraag stellen of niet juist de sterfelijkheid van de mens het leven boeiend maakt. Dit komt verderop in dit hoofdstuk aan de orde.

Opdracht 20, p. 14

Geef aan welke mogelijkheden de natuurreis biedt om iets te verduidelijken over de zin van het bestaan.

Antwoordsuggestie

Voor de hand ligt dat de metafoor kan duidelijk maken: -dat het leven een verblijf is binnen iets dat van een onvoorstelbare grootte is en -dat het leven en het menselijk bestaan deel uitmaken van een enorm alles overweldigend universum, -dat het menselijk bestaan helemaal ten onder gaat in dat immense geheel maar dat de mens tegelijk deel

uitmaakt van dat allesomvattende geheel. De zin van het bestaan kan voor een mens gevonden worden in de ontvankelijkheid voor dat grootse en schone wat zich aandient, en het gevoel en de overtuiging daarmee in harmonie te verkeren. Zin wordt dus niet gevonden in het beheersen van de woeste natuur zoals de bergbeklimmer de hoogste toppen wil bedwingen, maar in het openstaan voor het mysterie dat er een overweldigende werkelijkheid is waarvan de mens deel uitmaakt. (Het onderscheid dat op de achtergrond meespeelt is dat tussen het schone en het sublieme of het verhevene (Kant). De beschrijving van de overweldigende natuur sluit aan bij de ervaring van het sublieme.)

  1. Een reactie plaatsen

Plaats een reactie