Isa (Jezus) in de Koran

Een achter-achter-achter-kleinkind boetseerde aandachtig met bonte klei allerlei dieren. Ze zette ze naast elkaar op de bank, waar haar opa in het Boek zat te lezen.
‘Opa, kijk eens wat ik gemaakt heb,’ zei ze en liet hem zien wat ze in de palmen van haar beide handjes koesterde. ‘Vertel maar wat dat is?’
‘Het is een vogel. Hij is heel mooi, met heel veel kleuren.
Hij kan alleen niet vliegen, jammer hè?!’
‘Ja, maar in het verhaal van Marjam en Isa komt een vogel van klei voor die wel kon vliegen.’
‘O ja, opa?’
Terwijl hij zo nu en dan in het Boek keek, begon de bet­oud-overgrootvader te vertellen.
‘Heel erg lang geleden was er een man die Imraan heette. Zijn vrouw was zwanger en «toen ze haar kind ter wereld had gebracht zei ze: ‘Mijn Heer, ik heb een meisje gebaard. Ik heb haar Marjam genoemd. Ik smeek U haar en haar nageslacht te beschermen tegen satan de gestenigde.’ » (3:36)
En zo geschiedde. God verwelkomde Marjam in de wereld en voorzag in al haar behoeften. Een familielid, de oude vriendelijke Zakarijja, paste op haar en bezocht haar regelmatig. Iedere keer als hij kwam, zag hij dat het haar aan niets ontbrak. Hij vroeg: «’O Marjam, waar komt dit allemaal vandaan ?’
‘Het komt van God,’ antwoordde Marjam.» (3:37)
Op een dag kwamen engelen bij Zakarijja en verkondigden hem de komst van een zoon genaamd Jahja.
Zakarijja zei: «’Heer, hoe kan ik een zoon krijgen als mijn vrouw onvruchtbaar is en ik van ouderdom verdroogd ben?’ ‘Het is aldus,’ zei God, ‘je Heer zegt: “Het is voor Mij heel gemakkelijk. Heb Ik jou onlangs niet ook geschapen hoewel je niet bestond?”’» (19:8-9)

Enige tijd later werd ook Marjam door de engelen bezocht.
Ze zeiden: «’Marjam, God heeft je uitverkoren en gereinigd. Hij heeft je verkozen boven alle vrouwen van het heelal’» (3:42)
De engelen kwamen nog een keer en voorspelden dat ze moeder van een zoon zou worden. Zij zeiden:« ‘Marjam, God verkondigt je het Woord dat van Hem komt, zijn naam is Isa, de messias, zoon van Marjam.’ » (3:45)
Marjam was verbaasd: «’Mijn Heer, hoe kan ik een kind krijgen terwijl geen man mij ooit heeft aangeraakt?’
‘Het is aldus,’ zei Hij, ‘God schept wat Hij wil. Als Hij iets heeft besloten, is het voldoende dat Hij zegt “wees” – en het is’ » (3:47)

Zwanger geworden dankzij de «Geest van God» (19:17) zonderde Marjam zich ver van haar familie af tot de dag dat Isa geboren zou worden. En op die dag «leunde ze, overmand door de barensweeën, tegen de stam van een palmboom. Ze zei: ‘Ach, was ik maar eerder gestorven en verdwenen in vergetelheid.’
De Geest riep haar: ‘Wees niet bedroefd. De Heer heeft aan je voeten water doen stromen. Schud de stam van de palmboom en rijpe dadels zullen neerregen en, als waren ze vers geplukt. Eet en drink en verfris je ogen. Zeg tegen de eerste die je ziet: “Ik heb de Barmhartige de gelofte gedaan vandaag te vasten en te zwijgen.”‘
Met haar kind keerde zij terug naar haar mensen. Zeer ge­schokt haar met een zuigeling te zien, zeiden ze: ‘Marjam,jij hebt iets vreselijks gedaan! Je vader was geen slecht mens en je moeder geen onzedelijke vrouw!’
Zonder iets te zeggen wees Marjam naar haar kind. Ze zeiden: ‘Hoe kunnen wij spreken met iemand die nog een kind in de wieg is?’ Maar Isa, hoewel pasgeboren, sprak en zei: ‘Ik ben Gods dienaar. Hij heeft mij tot profeet gemaakt.’» (19:23-30)
Gedurende zijn hele leven preekte de profeet Isa, getuigde en legde uit om te overreden en te redden. Tegen zijn mensen zei hij: «’Ik ben tot u gekomen met een teken van uw Heer. Ik zal van klei een vogel vormen; ik zal op hem blazen en met Gods wil zal het een levende vogel worden, ik zal…..’ »’ (3:49)

De bet-oud-overgrootvader zweeg. Nieuwsgierig keek hij naar zijn achter-achter-achterkleindochter. Ze was met haar rug naar hem toe gaan zitten. Opa boog voorover en zag dat ze met bolle wangen op haar kleivogel zat te blazen. Verlegen keek het meisje haar opa aan. Hij glimlachte en ging verder met vertellen.
‘Isa, de messias, zoon van Marjam, getuigde meerdere ke­ren met bewijzen en tekens van zijn God, de Heer. Maar of hij nu een lemen vogel tot leven bracht, blinden en leprozen ge­nas of doden deed herrijzen, «de hekelaars onder hen zeiden: ‘dat is niets anders dan duidelijke tovenarij.’» (5:110)
Zoals andere profeten vóór hem werd ook Isa achtervolgd door mensen die hem wantrouwden.

Ook zijn volgelingen waren slachtoffer van de agressie van hun tegenstanders, maar ze konden zich niet goed verweren. God sprak tot hen: «’Gelooft in Mij en in Mijn afgezant!’ en ze zeiden: ‘Wij geloven. Getuig dat wij ons hebben onderworpen. ‘» (5:111)
De volgelingen keerden zich tot de messias en zeiden: «’Isa, zoon van Marjam, zou jouw Heer voor ons een tafel uit de he­mel kunnen laten neerdalen?’
Isa antwoordde: ‘Vreest God, als jullie gelovigen zijn!’
‘Wij wensen ervan te eten,’ zeiden ze, ‘om onze harten gerust te stellen, en te weten dat jij ons de waarheid hebt gezegd en opdat wij ervan kunnen getuigen.’
Isa, de zoon van Marjam, zei: ‘O God, onze Heer, laat voor ons een tafel uit de hemel neerdalen. Voortaan zullen wij dat ieder jaar gedenken met een feest voor de eerste zowel als de laatste onder ons, als een teken van U gekomen. Voorzie in onze levensbehoeften, want Gij zijt de grote voorziener.’
God zei: ‘Ik laat haar tot jullie neerdalen, maar hierna zal Ik degenen onder jullie die blijven loochenen, straffen met een straf die zijn weerga niet kent in het heelal.’» (5:112-515)
Isa preekte onophoudelijk, wijzend op de Taura, het heilige boek, en op de profeten die vóór hem gekomen waren. Hij voorspelde: «’Zonen van Israël, ik ben de boodschapper die God u gezonden heeft om de Taura te bekrachtigen en om u een boodschapper aan te kondigen die na mij zal komen en die Ahmad zal heten.’» (6:61)
Al deze goddelijke openbaringen die door de messias en zijn volgelingen werden gedaan, voedden slechts de hoog­moed van de loochenaars. Ze gingen zelfs zover dat ze Isa op­pakten, hem berechtten en hem veroordeelden tot de dood aan het kruis.

Op het moment dat ze Isa aan het kruis nagelden deed God hen geloven dat ze hem ook werkelijk kruisigden.
De beulen merkten niets. Ze schreeuwden: « ‘Wij hebben Isa de messias, de zoon van Marjam gedood.’ Ze hebben hem niet gedood, ze hebben hem niet gekruisigd, maar hun zinnen werden bedrogen. God heeft hem tot zich verheven.» (4:157-158)
God zei toen: « ‘Isa, zie hier. Ik roep je en verhef je tot Mij, Ik reinig je van al degenen die je hekelden en plaats hen die je volgden boven hen die je verloochenden en dat tot de dag van de wederopstanding.’ » (3:55)
De bet-oud-overgrootvader sloot het Boek en zei: ‘Zo, dat was het verhaal van Marjam, van haar zoon Isa en van de vogel.’
Het meisje keek trots naar haar vogeltje.

  1. Een reactie plaatsen

Plaats een reactie