boeddhisme: samenvatting

Hieronder een samenvatting over paragraaf 3 (boeddhisme) en 4 (oosterse invloed op het westen) van hoofdstuk 1 (oosterse filosofie) met leuke links naar korte filmpjes, informatieve site’s en relevante informatie op deze site.

Klik hier voor extra opdrachten waarmee je nog een keer op een andere manier deze paragrafen kunt doornemen.

3.1 Omdat het leven onvolmaakt is (als mens hechten we aan ons leven terwijl het tijdelijk en dus eindig is), is ons leven in essentie een lijdensweg waar de mens (dankzij samsara -de kringloop)  niet zomaar aan kan ontsnappen. Aan dit proces van tijdelijk leven dat steeds opnieuw begint (samsara) kan de mens ontsnappen door het bereiken van verlichting (nirwana). Of en wanneer je dat bereikt hangt af van je karma. Zolang je de tijdloze staat van het nirwana nog niet bereikt hebt, bepaalt je karma ook hoe je nieuwe leven, als je weer opnieuw begint, er uit ziet.
Als je dit lijden niet toelaat, als je, met een louter positieve optimistische levenshouding, je krampachtig vasthoudt aan (alle leuke dingen van) het leven, zul je nooit echt gelukkig worden (alhoewel je denkt dat je dat wel bent).

3.2. Het verhaal gaat dat een hindoeïstische prins (Siddharta Gautama) dit inzicht (leven=lijden dat je moet toelaten om eraan te kunnen ontsnappen) ontdekte nadat hij, na een ontmoeting met een monnik, ging mediteren bij een vijgenboom waar hij als kind ooit totale rust had ervaren. Tijdens die meditaite (van 49 dagen) stond de vraag centraal “hoe de mens die altijd te maken krijgt met ouderdom, ziekte en dood toch gelukkig kan worden”. Daar bij die boom (‘bohdi-boom of verlichtingsboom) kreeg hij de titel Boeddha (=hij die weet; hij die wakker is geworden).

De nieuwe inzichten van prins Siddharta Gautama de Boeddha gingen hand in hand met een aantal kritiekpunten die hij had op het hindoeïsme uit zijn tijd (1. het geloof in god/goden; 2 het gezag van heilige boeken; 3 zinloze (dieren-) offers; 4 hebzucht van priesters).

3.3 De basis van het boeddhisme zijn de drie juwelen:
a) de Boeddha met de door hem verkondigde levenswijze van “de weg van het midden”, verlichting breik je door uitersen te vermijden;
b) de dharma, oftewel je bewust zijn van de vier edele waarheden (zie blz 19 rechter kolom) en leven volgens de levensfasen van het achtvoudige pad; (lees ze na blauwe blok op blz 20)
c) de sangha, de gemeenschap waarin je volgens inzichten van Bouddha en de daarvan afgeleide voorschriften, gedragscodes, normen (dus volgens de dharma) leeft zodat de verlichting eerder bereikt kan worden.

3.4 Zagen we net al dat het Boeddhisme kritiek had op een aantal zaken van het Hindoeïsme, ook binnen het Boeddhisme zijn er verschillende stromingen die ontstaan zijn omdat mensen nou eenmaal eigenwijs zijn en graag op de een of andere manier ergens hun stempel op willen zetten.

(Zoals er binnen iedere levensbeschouwing, religie of geloof -bijna?- altijd verschillende stromingen bestaan. Mensen hebben kritiek op sommige gangbare, of er is sprake van nieuwe ideeën of nieuwe ontdekkingen in de wetenschap. soms is er sprake van bepaalde ervaringen van individuen of groepen, mensen beleven dingen anders, de samenleving verandert, er is kritiek op machtsmisbruik.)

Theravada-boeddhisme (kloosterleven met al haar regels staat centraal om verlichting te verkrijgen voor -alleen- de monniken). Ook wel het woord van de ouderen boeddhisme genoemd.

Mahyana-boeddhisme: centraal staat meditatie en mededogen, gericht op verlichting voor iedereen, maar het uitstellen van verlichting  om anderen te kunnen helpen -door de bodhisavatta’s (blz 19 rechter kolom)- wordt ook gepropageerd. Ook wel het grote voertuig boeddhisme genoemd.

Vajrayana-boeddhisme of het diamenten voertuig boeddhisme. Naast oefening kan ook de plotselinge kracht van het magische inzicht verlichting brengen.

3.5  Behalve meningsverschillen over wie hoe verlichting kan bereiken (zie 3.4) verschillen deze stromingen ook van mening op de vraag
a) of Boeddha god is;
b) over het wel/niet erkennen van Hindoeïstische goden als goden of als een beter soort mensen die echter ook herboren worden maar wel tijdelijk in een hemel verblijven;
c) of er een god, goden of iets goddelijks of een (of meerdere) hogere macht(-en) bestaan.

Niet-godsdienstige vormen van Boeddhisme (en andere levensbeschouwingen) (die je misschien wel als humanistisch of atheïstisch geïnspireerd kunt omschrijven) noemen we (als ze gepaard gaan met rituelen, spiritualiteit, filosofie, zingeving) een religie. Godsdienstige vormen van religie (die levensbeschouwingen die onder de verzamelnaam godsdiensten vallen) gaan uit van een god die alles gemaakt heeft of beheerst, die bescherming biedt en/of waar je afhankelijk van bent,  etc. En, om het nog moeilijker te maken, verschillen godsdienstige mensen van mening over de vraag wat het betekent dat god bestaat. En over wat we daarom eigenlijk kunnen weten van god. Sommige gelovigen zijn van mening dat je niets kunt weten over god.

Alhoewel er -zoals gezegd zelfs binnen één geloof- allerlei godsbeelden zijn zou je kunnen zeggen dat de westerse god “iets uit niets” geschapen heeft en de oosterse goden samenvallen met een eeuwig iets, eeuwige energie, brahman.

3.6 Zo is er ook een onderscheid tussen oosterse en westerse mensbeelden.
In het westen gelooft men in / zoekt men naar / gaat men uit van het wezen van de mens, een onveranderlijke essentie. Een wezen met allerlei (menselijke) eigenschappen die in aanleg aanwezig (een kern, esssentie, bron) zijn en zich moeten ontwikkelen.
Oosters is het om  mens en wereld als een voortdurend veranderingsproces te zien. En omdat alles verandert is er geen onveranderlijke menselijke essentie. De mens en zijn gevoelens wordt anatta (=niet-zelf) genoemd.  Lichaam, gevoelens, gedachten, wil, bewustzijn zijn veranderlijk. Alleen atman of atta is onveranderlijk. (Bij de Hindoes het onsterfelijk beginsel in ieder wezen. Atman=Brahman. Brahman = goddelijke bron van ieder leven).
Volgens Boeddhisten bestaat de mens uit 5 bestanddelen (skandra = streng)(touw: in elkaar gedraaide strengen die weer bestaan uit in elkaar gedraaide draden) die alsmaar -ook los van elkaar- veranderen:
lichaam
gevoelens
waarnemingen/zintuigen
wil/verlangen
bewustzijn

3.7 de Pali-canon of Tripikata (= de drie manden)
Volgens de overlevering kwamen na de dood van Siddharta 500 volgelingen bij elkaar om  dingen schriftelijk vast te leggen in:
a) de Vinaya-pitaka,  met leefregels voor de Sanga
b) de Sutta-patika,  de op schrift vastgelegde toespraken van Siddharta
c) de Abhidhamma-pitaka,  met verdere uitwerkingen, ordeningen, etc.

3.8
Ieder geloof, religie of levensovertuiging kent bepaalde gebuiken, bijvoorbeeld rondom feesten, waarmee ze een gevoel willen oproepen, een ervaring willen verbeelden en invoelbaar maken voor anderen of waarmee ze tot stilte en bezinning komen.
Tijdens feesten en rituelen lijkt het vaak alsof de tijd stil staat, alsof de tijd er niet toe doet.

Tijd speelt ook op een andere manier een rol. Hindoes, boeddhisten, joden en islamieten hanteren een maan-kalender, een tijd berekening gebaseerd op de maan.  Christendom gebruikt (-e) de op de Egyptische kalender gebaseerde romeinse juliaanse (en later de gregoriaanse) kalender.

Paragraaf 4
Door allerlei redenen worden traditionele geloofsovertuigingen vaak niet meer als vanzelfsprekend aanvaard. Blijkbaar hebben mensen toch behoefte aan duiding, aan verklaring, bezinning en reflectie.  In een steeds kleiner wordende wereld kijken mensen nu ook naar benaderingen uit andere culturen die misschien betekenisvol kunnen zijn voor de westerse mens. Ons op zaken attenderen waar we anders misschien niet bij zouden stilstaan. Bijvoorbeeld door te mediteren, ander voedsel te gebruiken,  ademhalingsoefeningen, ontspanningsoefeningen, alternatieve geneeswijzen, de Dalai Lama, massage, oosterse vechtsporten zoals kong fu, shaolin,

etc. etc.

  1. Een reactie plaatsen

Plaats een reactie