hfdstk 5 MODE samenvatting

Hoofdstuk 5 MODE (blz. 82 t/m 105)
par. 1 inleiding
par. 2 wat kan allemaal mode zijn?
par. 3 geschiedenis van de kledingmode..
par. 4 verklaringen van het verschijnsel ‘mode’.
par. 5 speelt mode de baas over ons?
par. 6 mode en schoonheid.

Par. 1 inleiding
Ieder verschijnsel kun je vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Ook mode.
Economisch:
– Wat is de rol van de mode in de economie van ons land?
– Wat zijn de verschillen en de manier waarop van massa mode en haute couture geproduceerd, en gedistribueerd worden?
Geschiedkundig:
– Waar en waarom is de mode ontstaan?
– Welke veranderingen in de samenleving hebben bijgedragen aan de veranderende rol van de mode in de samenleving
Pychologisch:
– Welke rol kan mode spelen in de identiteitsontwikkeling van mensen?
– Wat is de invloed van iemands sociale omgeving op zijn/haar kleedgedrag?
Kunst- en cultuurhistorisch (CKV):
– Welke modestijlen kennen we? Waarom horen die bij een bepaalde periode?
– Hoe ontwikkelt zich een stijl?
Filosofisch en levensbeschouwelijk?
– Wat is mooi? Wat is schoonheid?
– Is er een verschil tussen kledingmode en andere vormen van mode (bv interieur trends; architectuurstijlen? muziekstijlen? etc.)
– waarin verschillen plastische chirurgie, tatoeages en b.v. piercings van elkaar?
– en waarin van opvattingen over de lijn en allerlei diëten of trainingsprogramma’s?
– of met modetrends die niet een verandering van het lichaam nastreven.
– Mode en vrijheid. Laat mode de mens wel vrij? Of zouden we zonder mode niet gek worden van de keuzemogelijkheden?

Al bij al reden genoeg om je met het verschijnsel mode bezig te houden.

Begrippen in paragraaf 1:
1.mode / modus (latijn): manier of wijze van zijn, van ……
2 mode als kledingmode (enge opvatting van het word mode).
3 mode als verwijzing naar het feit dat op allerlei gebieden er sprake is van trends, in- en uit, modern en ouderwets (ruime opvatting).

Par. 2 wat kan allemaal mode zijn ?

Mode en het menselijk lichaam. (par. 2.1) Altijd heeft de mens moeten zorgen voor zijn lichaam. Maar is tegenwoordig (onder invloed van de modegevoeligheid van de hedendaagse mens, denk aan plastische chirurgie) schoonheid een van de belangrijkste criteria, bij de Grieken (en hun humanistische opvolgers) stond bij de zorg voor het lichaam matigheid centraal. Laten zien dat je je zelf kon beheersen, dat je geen slaaf was van je genotszucht, gold als bewijs van beschaving, ook als bewijs van een gezonde, natuurlijke levensstijl. Bij de christenen speelde het lichaam niet zo’n belangrijke rol omdat dat slechts tijdelijk was. Belangrijk was de geest en het eeuwige leven als de bestemming van de menselijke geest die na dit aardse, lichamelijke leven bereikt zou kunnen worden.

Reizen, toerisme, mode. (par. 2.2) Toenemende welvaart leidde tot het doorbreken van vaststaande maatschappelijke structuren. Geboorte bepaalde niet langer je toekomst mogelijkheden, je leven. Er kwamen steeds meer maatschappelijke lagen met hun eigen gebruiken (upper upper class, upper class, lower upper class, upper middel class, middel classs, lower middel class, upper lower class, lower class, lower lower class). Gebruiken op het gebied van kleding, huisvesting, mobiliteit, recreatie, etc.; gebruiken waarmee ze zich als groep konden onderscheiden van andere groepen en waarmee ze ook een eigen identiteit vorm gaven. Soms hing zo’n groepscultuur niet samen met welvaart maar met de streek waarin men woonde (Brabanders zijn anders dan Limburgers), het geloof waarin met was opgegroeid (katholieke hebben andere gewoontes dan humanisten), etc..
Toenemende welvaart leidde ook tot het verschijnsel dat zo gauw lagere klassen meer welvaart kregen ze zaken van hogere klassen gingen overnemen. (de imitatietheorie – zie ook par. 4.1)Voetbal, zoals iedere vorm van vrijetijdsbesteding, was oorspronkelijk iets voor de elite. Maar in de loop van de tijd werd dat steeds meer een activiteit van de massa. De elite ging hockeyen. Een sport die tegenwoordig steeds meer beoefend wordt. De rijken gingen golfen.
Voor allerlei zaken (mobiliteit, toerisme, eetcultuur, etc.) kan een vergelijkbaar beeld geschetst worden.

Par. 3 geschiedenis van de kledingmode.

Tussen verschillende culturen zijn er altijd wel verschillen in de kledingstijlen geweest. En binnen een cultuur zijn er ook meestal wel verschillen in de manier van kleding tussen de verschillende sociale lagen van de bevolking geweest (de adel kleedde zich anders dan het gewone volk), maar het idee dat dingen ‘in’ of ‘uit’ zijn, dat je bij de tijd bent (de mode volgt, modieus, modern) of ouderwets bent hoort bij een cultuur waarin veranderingen redelijk snel plaatsvinden.

Vanaf het eind van de middeleeuwen tot de 18e eeuw was dat voorbehouden aan de allerrijksten, in de hof cultuur (en de voorlopers van de nieuwe klasse van de burgerij: bijvoorbeeld de financiers van de vorsten, e.d.) zagen we de eerste vormen van aan de tijd gebonden veranderingen in de kleding. Maar over het algemeen heerste het idee dat het goed was zoals het was.Ieder voorstel tot verandering (op allerlei gebied) werd eigenlijk door de elites beschouwd als een risico; stel je voor dat hun eigen machtspositie ter discussie zou komen te staan. Zoals het was was het goed.

Maar ja er veranderde toch van alles. Handel leidde opkomende handelssteden met zijn handelselite. Ontwikkelingen op het gebied van wetenschap en techniek vertaalde zich ook in de opkomst van het ambacht. De ontwikkelingen op het gebied van de textielproductie (juist ja dat spul dat je ook voor kleding nodig hebt) gingen misschien wel het snelst. De stoommachine, het weefgetouw, etc doen de rest. Niet meer de adel maar de burgerij wordt de belangrijkste groep. En deze verandering leidt ook tot de opkomst van de mode. De nieuwe machthebbers wilden ook in hun kleding graag laten zien wie ze waren. Het oude idee dat het bestaande goed is (de hang naar het traditionele; par.3.2 traditie tegenover vernieuwing) is steeds meer verdrongen door het idee dat ‘nieuw is goed’(par. 3.3 vernieuwen om het vernieuwen). Je zou kunnen zeggen dat de geschiedenis van de mode een spiegel is van de algemene geschiedenis van de maatschappij. (“ Het is het nieuwe dat mode geliefd maakt” aldus Kant , ca. 1790)

De ontwikkeling van de samenleving gaat nog steeds, en steeds sneller, door. Modetrends duren steeds korten, overlappen elkaar tegenwoordig, allerlei stijlen worden gewoon gecombineerd. Daarmee wordt het minder duidelijk wat in is (zou dat een reden zijn voor de toenemende keuzestress, o.a. bij de dagelijks terugkerende vraag: ‘wat zou ik vandaag eens aandoen?).

Par. 3.4. Mannen en vrouwen. Lang werd in de kleding het verschil tussen man en vrouw niet echt benadrukt. Het lichaam was maar tijdelijk, niet zo belangrijk, etc. Het tijdelijke aardse bestaan was bedoeld als voorbereiding op het eeuwige (hemelse) leven. Met de groei van de welvaart (ontdekkingsreizen, huisnijverheid, handel, industrie) kwam er meer nadruk  op het aardse bestaan te liggen (en werd de invloed van kerk en geloof minder) en kwam er meer nadruk op het lichamelijke, en dus ook op de verschillen tussen man en vrouw. Tegelijkertijd ontstond er meer aandacht voor de kleding.  En dus voor aparte kleding (en mode) voor voor mannen en voor vrouwen.
Oorspronkelijk werden kinderen vooral als toekomstige volwassenen gezien; als volwassenen in worden. Kinderkleding leek daarom veel op de kleding van volwassenen. Pas toen de kindertijd als een aparte fase van het mensenleven vorm kreeg (bv na de afschaffing van de kinderarbeid; met de invoering en later de uitbreiding van de leerplicht) ontstond, mede bevorderd door de toenemende welvaart na WO II, langzamerhand ook kindermode.

3.5 Verschillende modes (naast elkaar).  Werd vroeger de mode bepaald door de elite en haar modeontwerpers (de haute couture)(het imitatie model; verklaard door de imitatietheorie). Sinds de mode een massaverschijnsel is geworden zijn er de winkelketens en massamerken waar succes, zoals ook elders in de wereldwijde internet economie, snelle rijkdom betekend. En roem. Omdat bij wijze van spreken iedereen als ook mode-consument is, zien we dat dus niet alleen het aantal klanten is toegenomen. Supertrash is al even bekend als Dior. En H&M brengt ook collecties van Parijse elite ontwerpers.

Ook het aantal verschillende, naast elkaar bestaande modetrends en modegebieden [vrije tijdskleding, sportkleding, werkkleding, jongeren mode, mode verbonden met bepaalde sub-culturen (kakkers, house, etc.)] is toegenomen. (consumptiedwang) Individuele smaak en individuele identiteit beïnvloeden elkaar. Mensen gaan meer op hun  gevoel (wat in hun kring in is) en op voorbeeldfiguren uit hun omgeving (bv beroemde sporters, muzikanten, etc) af. Mensen volgen de tijdgeest.

Mode, het lijkt wel een natuurverschijnsel. Maar het is het niet.

par. 4 verklaringen van het verschijnsel ‘mode’.

4.1 Mode als imitatiegedrag. Mensen dragen kleding niet om het mooie maar om hun status te benadrukken. Door de weeldewetten is het zelfs tussen de 13 t/m de 17e eeuw  verboden geweest om je te kleding volgens de richtlijnen van een hogere klasse. En teveel luxe (gold dit niet voor de rijken?) vond men (de kerk) eigenlijk alleen maar slecht (ijdelheid is een zonde). Het aardse tijdelijke bestaan mocht je in de middeleeuwen niet te belangrijk maken. Dus minder aandacht voor mode (en lichamelijke schoonheid).
De filosoof Kant (rond 1780,de 18e eeuw) was van mening dat de mens van nature altijd opziet tegen een hoger geplaatste. (Kind>ouder, slaaf>eigenaar, etc.) en die daarom ook na wil doen; je wil toch niet minder lijken dan een ander>dus nadoen die ander. Adam Smith ging nog een stapje verder. Het bewonderen gaat volgens hem zo ver dat de minderen er trots op zijn als ze ook de ondeugden en dwaasheden gaan imiteren. En dat kan inmiddels omdat de kleding wetten steeds meer worden afgeschaft. (Denk aan de Amerikaanse grondwet en de Franse revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap).
En als de elite zich dan niet meer in de kleding kan onderscheiden zien we dat het merk de ene trui van de andere laat verschillen; merkkleding als statusobject. En omdat jong zijn tegenwoordig ook in is draagt de elite de jeugdige spijkerbroek ook. Wel een van 250 euro natuurlijk. Zie het merkje.

4.2 Mode als tijdgeest. Ging het tot nu toe vaak over verschillen in kleedgedrag dat samenhing met de maatschappelijke positie van mensen, tegenwoordige voelen we ons meer individu dan lid van een groep. Daar past imitatie dus niet zo goed bij. Iedereen denkt en zegt dat hij/zij zelf wel kiest wat hij/zij mooi vindt. In plaats van het bewust nadoen worden we nu door reclame, mode, t.v. en film, (door de massamedia) aangesproken als individu. Worden we opgeroepen om onze eigen smaak te ontwikkelen, zelf te kiezen wat we mooi vinden. Filmsterren en muzikanten bepalen wat in is (en ze krijgen die kleren vaak van ontwerpers en fabrikanten om zo reclame te maken), bepalen zo de tijdsgeest. En zo vinden we vaak toch weer het zelfde mooi.

4.3 Mode als consumptiedwang. En omdat we graag genieten, omdat geluk tegenwoordig vaak gekoppeld wordt aan succes, aan consumeren (want -meer- kunnen consumeren betekent dat je – meer – succes hebt) gaan we als succesvolle individuen (zie hierboven) allemaal kopen wat in de mode is. En omdat alles went, en wennen saai is, blijven we kopen. Zijn of lijken we verslaafd aan consumptiedwang. En de economie heeft ook belang bij zoveel mogelijk verkopen en de bedrijven zorgen er dus voor dat er ieder seizoen weer nieuwe modekleuren en vormen in de winkels hangen.

4.4 mode als identiteit. Veel hierover is al in het voorgaande aan de orde gekomen. Je ontwikkelt je identiteit altijd in relatie tot je omgeving, tot je familie, vriendengroep, klasgenoten, etc. Je identiteit voelt als iets van jezelf maar je deelt die identiteit ook met anderen. De moderne identiteit kent een grote rol toekent aan je individualiteit, dat het idee en het gevoel dat je uniek bent. Tegenwoordig moet je jezelf zijn.
Mode is daarbij een van de uitingsvormen. En kleding heeft daarbinnen een symbolische functie. Het gaat niet perse over mooi, of over praktisch, maar over imago.

par. 5 speelt mode de baas over ons?

Kiezen we zelf of laten we ons door de reclame de wet voorschrijven? Kant noemt mode een dwaasheid die je dwingt je aan te passen. Zijn we een individu die zelf kiest of maken we ons zelf wijs dat we een individu zijn? En idealen, eigenlijk bedoeld om gelukkig van te worden, om na te streven lijken wel steeds meer (mede dankzij photoshop en plastische chirurgie) onbereikbare vormen aan te nemen. Volgens Hylkes durft tegenwoordig maar 2% van de vrouwen zichzelf mooi te noemen! Je kunt dan wel denken dat je je niks van de schoonheidsidealen aantrekt, misschien is het beter om je af te vragen of we ons daar wel aan kunnen onttrekken. Hoe ongelukkig maken we ons zelf?

par. 6 mode en schoonheid.

Par. 6.1 Gaat het bij mode om schoonheid? Kant: “het is de nieuwigheid die mode geliefd maakt.” Terwijl we inmiddels gezien hebben dat het bij mode met name om imitatie, status en imago gaat zeggen we altijd dat we kopen wat we mooi vinden. Dat we dragen wat ons goed staat. Maar altijd iets wat in de mode is te willen dragen heeft minder met mooi en meer met imago van doen. Mischien vinden we wel mooi wat bijdraagt aan een goed imago!

Beaudelaire: “mode is een uitdrukking van het verlangen van de mens naar eeuwige schoonheid.” Volgens Beaudelaire komt mode dus tegemoet aan een diep menselijk verlangen naar ‘het ware, het schone en het goede’. Dat je van mooie dingen gelukkig kunt worden is niet zo’n gekke gedachte. Maar wat is dan echt mooi als het meer is dan, aldus Kant, het nieuwe?

Beaudrillard: “Echt mooie kleren zijn het einde van de mode, want de volgende mode kan alleen maar minder zijn.” Beaudrillard is het dus eens met Beaudelaire. Echte schoonheid kan alleen een ideaal blijven. Zoals de Griekse klassieke beelden ook niet realistisch waren maar geïdealiseerde voorbeelden waren; beelden van de niet bestaande ideale mens. En wij maar denken dat die gephotoshopte plaatjes echte mensen zijn. De Grieken wisten 2500 jaar geleden al beter.

Wat is mooi (6.2) Is schoonheid een eigenschap van de dingen of een kwaliteitsoordeel dat mensen aan dingen hangen? Kant kiest voor het laatste. Hume ook, alhoewel hij van mening is dat sommige dingen meer geschikt zijn om het gevoel van schoonheid op te roepen dan andere. Eigenschappen die er toe bijdragen zijn dat er sprake is van harmonische verhoudingen. In muziek gaat het om samenklanken (akkoorden) die ons goed in het gehoor liggen; in de beeldende kunst om evenwichtige verhoudingen (de gulden snede), kleuren die combineren etc. Hume probeert (nieuwe) wetenschappelijke inzichten (wetmatigheden) toe te passen om het schone te doorgronden.

6.3 Een goede smaak. Volgens La Rochefoucauld zijn er maar weinig mensen die een goede onafhankelijke smaak hebben. De meesten lopen achter de modes aan. Vinden (aldus Kant) mooi wat nieuw is, doen anderen na (imitatie theorie), passen zich aan aan hun omgeving. Volgens de Swaan zijn we verwend, willen we geamuseerd worden, leven we oppervlakkig, alsof het leven een kermis is vol vermaak en amusement. Terwijl van echt mooie dingen genieten om aandacht vraagt, om tijd, om interesse, om verdieping. Zo leer je de dingen (en geldt dat ook niet voor de mensen) echt kennen. Echt genieten, echte schoonheid vraagt om een investering van de toeschouwer, de lezer, de luisteraar, de consument. Iets moois maken kost inspanning, ervan genieten ook. Zou dit goede smaak zijn?

  1. Een reactie plaatsen

Plaats een reactie