hfdstk 1 GELUK antwoorden op de vragen uit het werkboek

Antwoorden en antwoordsuggesties                   

Paragraaf 1 Inleiding

Opdracht 1,   p.3

In het leerboek heb je gelezen dat je bij allerlei thema’s zowel gewone als levensbeschouwelijke vragen kunt stellen.

  1. Geef een voorbeeld van een gewone vraag bij cosmetische chirurgie.Antwoordsuggesties Welke verdovende crème dient een arts te gebruiken bij het opvullen van rimpels?
    Wat moet de arts doen om te zorgen dat implantaten niet gaan lekken?
    Op welke wijze kan de arts voorkomen dat de patiënt geen littekens overhoudt aan de operatie?
    Moet de arts een patiënt geheel verdoven bij een buikwandcorrectie?
  2. Geef een voorbeeld van een zinvraag bij cosmetische chirurgie.Antwoordsuggesties
  1. Is het inzetten van de medische zorg voor cosmetische ingrepen gerechtvaardigd als je bedenkt hoeveel mensen op de wereld geen of nauwelijks medische zorg hebben?
  2. Leidt de praktijk van de cosmetische chirurgie niet tot een aantasting van de lichamelijke identiteit van een persoon?
  3. Wat doen we met het gegeven dat de geluk verhogende werking na ca een jaar weer verdwijnt. (ALLES WENT!)Opdracht 2,   p.3
  1. Bedenk zelf een gewone vraag bij het thema ‘geluk’.Antwoordsuggesties 1         Zijn jongeren op het platteland gelukkiger dan in de stad?2         Zijn mensen in landen waar het vaak mooi weer is, gelukkiger dan mensen in landen waar het minder vaak mooi weer is?3         Leven mensen die zeggen gelukkig te zijn lolliger dan mensen die zeggen dat ze niet zo gelukkig zijn?4         Maakt het lichaam door een geluksgevoel bepaalde stoffen aan en/of zijn een gevoel van geluk en ongeluk mede het gevolg van chemische processen in het menselijk lichaam?
  1. Geef een eigen voorbeeld van een zinvraag bij het thema ‘geluk’.Antwoordsuggesties1         Is geluk het belangrijkste doel in het leven?2          Mag je zelf gelukkig zijn terwijl er in je directe omgeving en natuurlijk elders op de wereld zoveel leed is?

Opdracht 3,   p.3

Wat vind je: kun je geluk afdwingen of is geluk een kwestie van toeval en heb je met geluk ‘gewoon geluk’?

Geef argumenten.

Opdracht 4, p.3

Kies een van de zinvragen over geluk zoals die staan op bladzijde 7 van het leerboek en beantwoord die vraag.

 

Paragraaf 2 Wanneer zijn mensen gelukkig?

De inhoud van deze paragraaf draait vooral om de vraag of, respectievelijk wanneer, er sprake is van een (noodzakelijke) voorwaarde voor geluk als het gaat om:

  1. gezondheid
  2. bevrediging van de eerste levensbehoeften
  3. juiste innerlijke houding
  4. goede relaties met anderen
  5. je eigen leven kunnen inrichtenOpdracht 5,   p.4 Aan de hand van de cijfers/nummers klassikaal een inventarisatie maken.Mogelijke vraagstellingen:
  1. Welke uitspraak scoort het aller-slechtst?Waarom herkennen leerlingen zich niet in die uitspraak?
  2. Zijn er bepaalde patronen aanwijsbaar:bijvoorbeeld scoort aandacht voor materiële zaken (nrs. 9 en 20) hoog of juist niet?Zijn goede relaties (nrs. 6 en 21) heel belangrijk?Heeft geluk te maken met het beleven van een roes respectievelijk met het ontstijgen aan het aardse?(nrs. 2, 13, 23 mogelijk ook 8)Of met God (nrs. 2, 4 en 13)?

    Opdracht 6 en 7,   p.5

     

    enerzijds wat over wat hemzelf of haarzelf gelukkig of ongelukkig maakt

    BV       ik zou niet gelukkig kunnen zijn als ik lekker en gezond eten zou moeten missen

    en anderzijds wat de leerling over anderen zegt.

    BV       ik kan me voorstellen dat als je niet anders dan een sober bestaan gewend bent, daar goed mee kunt leven.

    waar ligt de ondergrens: wanneer, vermoeden we, is sprake van een echte blokkade om gelukkig te worden?

    Opdracht 8, p.6

    In het leerboek staan bij de hoofdvraag ‘Is een bepaalde innerlijke houding een voorwaarde voor geluk?’ enkele subvragen.

  1. Je kunt al die vragen ineens beantwoorden door de volgende zin af te maken: je bent niet gelukkig als je niet tevreden bent met wat je hebt of met wat je bent.
  2. Zijn er subvragen bij waarop je met ‘ja’ antwoordt? In dat geval: beargumenteer waarom je dat vindt.Antwoordsuggestie Mogelijk dat iemand argumenteert: ik realiseer mezelf eigenlijk nooit dat ik kan horen en zien maar er blijft voor mij toch genoeg over om gelukkig te zijn.Beschrijf in eigen woorden een juiste innerlijke houding om gelukkig te worden.
  3. Antwoordsuggestie Een juiste innerlijke houding om gelukkig te worden bestaat in tevreden zijn met wie je bent en wat je hebt. Zonder uitdagingen in het leven word je waarschijnlijk niet gelukkig; aan de andere kant moet je niet eindeloos de lat hoger willen leggen. Je zelf en anderen in principe leren accepteren.Hier volgt een actueel voorbeeld waartoe ‘jezelf niet accepteren’ – je eigen lichaam niet accepteren -, ‘ontevreden zijn met jezelf’ kan leiden. Meisjes krijgen een slankheid ideaal voorgehouden; sommige meisjes zijn daarom niet tevreden met hun lichaam, dus niet gelukkig. Ze vallen af, maar zijn na verloop van tijd nog niet tevreden en willen nog slanker worden. In het verlengde loert het gevaar van anorexia en echt ongelukkig zijn.Een ander actueel voorbeeld is de toenemende behoefte aan cosmetisch chirurgische ingrepen omdat men ontevreden is met het eigen lichaam. De vraag kan gesteld worden of met dergelijke ingrepen altijd de oplossing gegeven is en of dus de ingreep geluk brengt.Wat als binnen afzienbare tijd hersenoperaties mogelijk zijn om karaktereigenschappen (waarmee men zelf niet tevreden is) te verbeteren?

     Opdracht 9, p.6

    Zijn volgens jou goede relaties met anderen een voorwaarde voor geluk of vind je dat anderen steeds jouw geluk in de weg staan en ben je het liefst op jezelf? Probeer een genuanceerd antwoord te geven.

    Antwoordsuggestie

    Wellicht zijn goede relaties voor de meeste mensen een noodzakelijke voorwaarde voor geluk: een goede relatie met hun vriend, vriendin, levenspartner, familie, etc. Dat betekent niet dat mensen soms ook even op zichzelf willen zijn. Even na school op je kamer helemaal lekker in je eentje naar muziek luisteren ontkracht niet de stelling dat voor de meeste mensen goede relaties een voorwaarde zijn voor geluk.

 

De variatie aan subvragen maken het mogelijk met elkaar – bijvoorbeeld in een nabespreking – af te tasten waar de ondergrens ligt: wanneer, vermoeden we, is sprake van een echte blokkade om gelukkig te worden?

Opdracht 8, p.6

In het leerboek staan bij de hoofdvraag ‘Is een bepaalde innerlijke houding een voor­waarde voor geluk?’ enkele subvragen.

  1. Je kunt al die vragen ineens beantwoorden door de volgende zin af te maken: je bent niet gelukkig als je niet tevreden bent met wat je hebt of met wat je bent.
  2. Zijn er subvragen bij waarop je met ‘ja’ antwoordt? In dat geval: beargumenteer waarom je dat vindt.Antwoordsuggestie Mogelijk dat iemand argumenteert: ik realiseer mezelf eigenlijk nooit dat ik kan horen en zien maar er blijft voor mij toch genoeg over om gelukkig te zijn.c. Beschrijf in eigen woorden een juiste innerlijke houding om gelukkig te worden. Antwoordsuggestie Een juiste innerlijke houding om gelukkig te worden bestaat in tevreden zijn met wie je bent en wat je hebt. Zonder uitdagingen in het leven word je waarschijnlijk niet gelukkig; aan de andere kant moet je niet eindeloos de lat hoger willen leggen. Je zelf en anderen in principe leren accepteren.Hier volgt een actueel voorbeeld waartoe ‘jezelf niet accepteren’ – je eigen lichaam niet accepteren -, ‘ontevreden zijn met jezelf’ kan leiden. Meisjes krijgen een slankheidideaal voorgehouden; sommige meisjes zijn daarom niet tevreden met hun lichaam, dus niet gelukkig. Ze vallen af, maar zijn na verloop van tijd nog niet tevre­den en willen nog slanker worden. In het verlengde loert het gevaar van anorexia ner­vosa en echt ongelukkig zijn.

    Een ander actueel voorbeeld is de toenemende behoefte aan cosmetisch chirurgische ingrepen omdat men ontevreden is met het eigen lichaam. De vraag kan gesteld worden of met dergelijke ingrepen altijd de oplossing gegeven is en of dus de ingreep geluk brengt.

    Wat als binnen afzienbare tijd hersenoperaties mogelijk zijn om karaktereigenschap­pen (waarmee men zelf niet tevreden is) te verbeteren?

    Opdracht 9, p.6

    Zijn volgens jou goede relaties met anderen een voorwaarde voor geluk of vind je dat anderen steeds jouw geluk in de weg staan en ben je het liefst op jezelf? Probeer een genuanceerd antwoord te geven.

    Antwoordsuggestie

    Wellicht zijn goede relaties voor de meeste mensen een noodzakelijke voorwaarde voor geluk: een goede relatie met hun vriend, vriendin, levenspartner, familie, etc. Dat betekent niet dat mensen soms ook even op zichzelf willen zijn. Even na school op je kamer helemaal lekker in je eentje naar muziek luisteren ontkracht niet de stelling dat voor de meeste mensen goede relaties een voorwaarde zijn voor geluk.

    Opdracht 10, p.7

    Bij de vijfde hoofdvraag ‘Is het kunnen inrichten van je eigen leven een voorwaarde voor geluk?’ staan geen subvragen in het leerboek. Bedenk zelf een aantal subvragen. Daarbij kun je denken aan vragen met betrekking tot verschillende onderwerpen. Bedenk telkens twee voorbeeldvragen.

  1. De baas kunnen zijn over je eigen lichaam (bijvoorbeeld niet misbruikt worden). – Kun je gelukkig zijn als er voortdurend lichamelijk en geestelijk geweld tegen je wordt gebruikt?- Kun je gelukkig zijn als je seksuele geaardheid onderdrukt of ontkend wordt?
  1. Je emoties kunnen uiten.- Kun je gelukkig zijn als je gevoelens van verdriet of liefde niet mag uiten?- Kun je gelukkig zijn als je het slachtoffer bent van traumatische ervaringen?
  1. Persoonlijke vrijheid (bijvoorbeeld je eigen vriend of vriendin kunnen kiezen). – Kun je gelukkig zijn als je ouders je tot een studie dwingen die niet jouw keuze is?- Kun je gelukkig zijn als je niet de boeken mag lezen die je wilt lezen, de muziek niet mag beluisteren die je graag wilt beluisteren?
  1. Politieke vrijheid (bijvoorbeeld recht op vrije meningsuiting).- Kun je gelukkig zijn als er geen vrijheid van pers bestaat in je land?- Kun je gelukkig zijn als je leeft in een dictatuur?
  1. Levensbeschouwelijke vrijheid.- Kun je gelukkig zijn als je niet zelf je levensbeschouwing mag kiezen of belijden?- Kun je gelukkig zijn als jouw levensbeschouwing niet wordt geaccepteerd maar belachelijk gemaakt?Opdracht 11, p.8 Waarom zijn de vier grondwaarden voor de meeste mensen in Nederland zo belangrijk om gelukkig te kunnen zijn? Laat dat voor alle vier afzonderlijk zien. Je kunt dit ook verduidelijken door telkens te laten zien waarom mensen ongelukkig zouden worden bij afwezigheid van de betreffende grondwaarde.

 Antwoordsuggesties

  1. VrijheidAfwezigheid van vrijheid: onvrijheid. Onvrijheid zou betekenen dat je belemmerd wordt bij de keuze van je levensbeschouwing, belemmerd wordt bij wat je wilt worden, bij wie je wilt zijn, bij hoe je in het leven wilt staan, etc., etc. Een der­gelijk gevoel van beperkt worden, maakt ongelukkig.
  1. GelijkwaardigheidAfwezigheid van de waarde gelijkwaardigheid betekent dat groepen mensen op grond van hun huidskleur, sekse of seksuele voorkeur etc. etc. gediscrimineerd en onderdrukt kunnen worden. Minstens de onderdrukte groepen worden afgehou­den van geluk; zullen anderen gelukkig kunnen leven bij het aanzien van zoveel onderdrukking en onrecht?
  1. DemocratieBij afwezigheid van democratie kun je denken aan dictatuur. Afwezigheid van democratie kan inhouden dat individuen en groepen mensen fundamentele rech­ten missen en onderdrukt kunnen worden (zonder vorm van proces gevangen gezet etc.), geen inspraak hebben. Velen leven in angst binnen een dictatuur hetgeen ongeluk inhoudt.
  1. TolerantieEen intolerante samenleving houdt voortdurend de mogelijkheid in dat mensen elkaar gewelddadig bejegenen, in woord en daad. Ook de overheid of de meer­derheid kan minderheden in hun vrijheden (vergelijk de grondwaarde vrijheid) belemmeren. Geweld, beperking van het recht op vrije meningsuiting etc. bete­kent ongeluk voor grote groepen mensen.

Verdiepingsopdracht 1,   p.7

We hebben nu vijf punten onderzocht die belangrijk zijn als het over geluk gaat. Mis je iets dat volgens jou een noodzakelijke voorwaarde is voor geluk?

 Antwoordsuggestie

Een behoorlijk aantal jaren te leven: geen vroegtijdige dood of het vooruitzicht op jong sterven.

Moreel goed leven. Veel voor anderen over hebben, vormt onderdeel van een goed leven waarin je ook zelf gelukkig wordt.

Een leven in verbondenheid met de natuur; niet alleen mensen maar met alles wat leeft. Verbondenheid ervaren met alles wat leeft.

Een leven in verbondenheid met het bovennatuurlijke, met God.

 Verdiepingsopdracht 2,   p.8

    1. Hieronder staan een aantal waarden en opvattingen. Welke opvattingen zijn inNederland niet of niet zo belangrijk?AntwoordsuggestiesWaarde/opvatting in Nederland
        1. Geld maakt gelukkig.                                                                                                    wel belangrijk
        2. Een meisje moet als maagd trouwen.                                                                           niet belangrijk
        3. Vrouwen moeten maatschappelijk carrière kunnen maken.                                    wel belangrijk
        4. Solidariteit met je familie.                                                                                              discussie?
        5. Respect voor wat religieuze leiders zeggen.                                                                niet belangrijk
        6. Plicht om zedig gekleed te gaan.                                                                                  niet belangrijk
        7. Een gehuwde vrouw is bovenal moeder.                                                                      niet belangrijk
        8. Tegen iedereen alles zeggen wat je vindt.                                                                   wel belangrij
        9. Respect voor de wijsheid van ouderen.                                                                       niet belangrijk
        10. Geluk is genot (lekker eten, drank, mooie kleren, seks, vakantie etc).                      wel belangrijk
        11. Gastvrijheid.                                                                                                                         discussie?

  

  1. Geef een concreet voorbeeld waaruit blijkt dat een bepaalde opvatting of waarde in een andere samenleving belangrijker is dan bij ons. Je kunt een van de opvat­tingen van vraag a nemen.Antwoordsuggestie Respect voor ouderen (9) bijvoorbeeld binnen de traditionele Chinese cultuur of de plicht om zedig gekleed te gaan (6) bij veel moslims.Uiteraard kunnen leerlingen verwijzen naar tv-uitzendingen, of een krantenartikel meebrengen. In een multiculturele klas komen suggesties wellicht spontaan – mogelijk bleek in een eerdere discussie hier al iets van en kan bij dat punt worden aangeknoopt.Verdiepingsopdracht 3, p.9 Maak een kort opstel over een opvatting of waarde die binnen een andere samenle­ving belangrijk wordt gevonden en in Nederland veel minder. Denk daarbij bijvoor­beeld aan:

    – vertoont deze waarde of opvatting een spanning met wat in het Westen geldt?

    – zou deze waarde een plaats verdienen binnen onze samenleving?

    – kun je een kritische vraag stellen bij deze waarde of opvatting?

    – kun je vanuit deze waarde of opvatting een kritische vraag stellen bij westerse

    opvattingen? (Enkele veel voorkomende westerse opvattingen worden genoemd bij Verdiepingsopdracht 2a.)

    Antwoordsuggestie

    Een aantal waarden en opvattingen bij Verdiepingsopdracht 2a bevatten onderlinge spanningen. Bijvoorbeeld zedig gekleed gaan en geen seks voor het huwelijk tegen­over geluk is genot; of respect voor ouderen (zwijgen als zij aan het woord zijn) tegenover alles zeggen wat je vindt. Juist deze tegenstellingen lenen zich voor een inhoudelijk interessante confrontatie: is het wel/niet juist zoals sommige jongeren met ouderen enjof gezagsdragers omgaan? (Vergelijk eventueel het ‘gesprek’ tussen premier Balkenende en Ali B in het tv-programma van Pauwen Witteman dat destijds enig stof deed opwaaien).

     Verdiepingsopdracht 4, p.10

    In het leerboek staat dat Nederland tot de gelukkigste landen van de wereld behoort. Maar hoe kan het dan dat zoveel mensen in Nederland antidepressiva gebruiken?

    Voor welk( e) van de volgende antwoorden op die vraag voel jij het meest en waarom?

  1. Nederlanders zeggen wel dat ze gelukkig zijn maar ze zijn het niet: ze hebben massaal gelogen.
  2. Het onderzoek of Nederlanders gelukkig zijn, deugt niet. De onderzoekers hadden dieper moeten doorvragen en dan waren ze erachter gekomen dat sprake is van schijngeluk.
  1. Het onderzoek of Nederlanders gelukkig zijn, deugt niet. De steekproef was niet representatief.
  2. Dat Nederlanders gelukkig zijn, betekent niet dat alle Nederlanders gelukkig zijn; Nederlanders zijn gemiddeld wel gelukkiger dan mensen in andere landen.
  3. Het is een kwestie van definitie: je kunt beter zeggen ‘Nederlanders zijn minder ongelukkig dan mensen in andere landen.’
  4. De mensen die antidepressiva gebruiken mag je niet ‘ongelukkig’ noemen. Door het gebruik van die pillen voelen ze zich immers gelukkig.Antwoordsuggesties Antwoord 1 lijkt niet waarschijnlijk, ofschoon men niet moet uitsluiten dat mensen niet gauw bij een onderzoek zeggen dat ze ongelukkig zijn.Antwoord 2, 3 en 4 zouden tegelijk kunnen gelden, ze sluiten elkaar beslist niet uit. Daarbij: waarom zou er maar één oorzaak voor een verschijnsel zijn?Antwoord 6 roept nieuwe vragen op: kennelijk zijn mensen depressief en ongelukkig als ze de pillen niet gebruiken, dus er zit toch iets niet goed. En: mensen raken ver­slaafd aan die pillen en voelen zich alleen om de reden van het niet meer gebruiken van die pillen ongelukkig.Verdiepingsopdracht 5, p.10

    Als een arts de diagnose stelt dat je been is gebroken, hoort daar vervolgens een bepaalde therapie bij. Dat is een andere therapie dan wanneer de diagnose had geluid dat je een ontsteking in je been hebt. Een bepaald soort therapie lijkt dus min of meer verbonden met een bepaalde diagnose.

    Bij 1. en 2. worden verschillende diagnoses gesteld. Bedenk zelf welke therapie bij welke diagnose hoort.

  1. Neerslachtigheid komt voort uit de omstandigheden waarbinnen je verkeert: jewerkt te hard, moet steeds opnieuw presteren, hebt geen echte ontspanning.Antwoord : Je zult moeten proberen iets te veranderen in de omstandigheden of in de wijze waarop je met die omstandigheden omgaat. Pillen kunnen hooguit een korte periode helpen en zijn er alleen voor het uiterste geval om de ergste pijn even te verzachten. 2. Neerslachtigheid is een neurologische aandoening die in je genen zit.Antwoord : In de biologische processen moet worden ingegrepen. Dat kan door antidepressiva, of door lichamelijke behandelingen en ingrepen. Verdiepingsopdracht 6, p.10 a. Wat is een ‘placebo’?

    Antwoord : Stof (tablet, poeder enz.) die uiterlijk en in smaak geheel overeenkomt met een bekend medicament, maar geen werkzame bestanddelen bevat, gebruikt voor patiënten en far­maceutische proefnemingen. (Van Dale). Simpel: een fop of nep geneesmiddel. 

  1. Wat is een ‘placebo-effect’?Antwoord : Uitwerking van een placebo: het placebo berust op de autosuggestieve invloed die van het innemen als zodanig uitgaat. (Van Dale) Simpel: het innemen van wat men als geneesmiddel beschouwt, werkt al helend. Of: als je denkt dat het werkt, werkt het al.
  1. Wat betekent de zin: ‘Volgens Trudy Dehue hebben antidepressiva nauwelijks meer resultaat dan placebo’s’?Antwoord : Volgens Trudy Dehue zeggen mensen die een foppil gebruiken bijna even vaak dat ze zich beter voelen door het innemen ervan als degenen die (echte) antidepressiva gebruiken. De suggestie is dus veel belangrijker dan de werkzame bestanddelen.d. Hoe zou je dit vast kunnen stellen?Antwoord : Door twee vergelijkbare groepen te formeren; de ene groep krijgt de antidepressiva voorgeschreven, de andere groep de placebo. Na verloop van tijd vergelijkt men de resultaten. Uiteraard dienen de placebo-gebruikers niet te weten dat ze een placebo krijgen voorgeschreven, anders is het placebo-effect niet aanwezig. Toelichting Medicijnen, zowel werkzame als niet-werkzame, hebben een placebo-effect van 25 tot 30 procent, schatten wetenschappers. Dit kan meer zijn, maar de exacte getallen zijn moeilijk te meten omdat de effecten, bijvoorbeeld minder pijn, niet in cijfers zijn uit te drukken. Ook verschilt het effect per aandoening. Bij een ernstige ziekte, zoals kanker, is er geen of slechts een tijdelijk placebo-effect.

    Ivan Wolffers, arts, hoogleraar en schrijver, denkt dat het placebo-effect optreedt bij alle ziektes, maar vooral bij aandoeningen die subjectief worden geïnterpreteerd, zoals pijn, jeuk, slapeloosheid en depressie. Volgens Wolffers heeft het te maken met de samenhang tussen lichaam en geest en de zelfhelende kracht die mensen hebben. ‘Sommige mensen zoeken de oorzaak van problemen buiten zichzelf. Ze zitten in een negatieve spiraal en vinden dat alles tegenzit. Het doet hen goed om naar iemand te gaan die zegt te kunnen helpen. Het hoofd wordt op ‘vanaf nu gaat het beter’ gezet in plaats van ‘alles zit altijd tegen: Daardoor gaat het echt beter. Niet alleen geestelijk, maar ook aantoonbaar lichamelijk. En dat komt weer doordat een positieve stemming bijvoorbeeld invloed heeft op hormonen. En die hebben weer invloed op de lichamelijke gesteldheid:

     

    Verdiepingsopdracht 7, p.11

    Het gebruik van antidepressiva is de afgelopen tientallen jaren enorm toegenomen. Trudy Dehue heeft hiervoor een verklaring die uit twee delen bestaat. Geef haar opvatting in eigen woorden weer.

    Antwoord

    1          Vroeger vond men dat neerslachtigheid bij het leven hoort en dus geen ziekte is.

    2          Door depressiviteit te definiëren als een ziekte worden er ook medicijnen voorgeschreven door artsen.

Paragraaf 3 Genieten: in de leer bij Epicurus

 

Dr. B. Goudzwaard (1934) was hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en voorzitter van de Sektie Sociale Vragen van de Raad van Kerken in Nederland.

Opdracht 12, p.12

Stel je voor dat Epicurus morgen terugkeert op aarde en een kijkje zou nemen in onze samenleving. Zou hij vinden dat mensen tegenwoordig echte genieters zijn of niet? Geef argumenten.

Antwoordsuggestie

Epicurus zou kritiek hebben op het massaal consumeren waarbij ‘veel, vaak en overal’ de plaats inneemt van ‘verfijnd’. Vergelijk hoeveel mensen te dik zijn of verslaafd aan drugs of aan eten en/of drinken.

Tevreden zijn met weinig is een opvatting die je nauwelijks tegenkomt: men wil ook dat merk sportschoenen, al is het maar om erbij te horen. Dat aanhoudend verlangen om te consumeren, te kopen, geeft een gevoel van onrust in je binnenste, zou men met Epicurus kunnen zeggen.

Opdracht 13, p.12

Maak een vergelijking tussen Epicurus en Goudzwaard. Plaats daartoe twee gedachten uit het eerste citaat van Epicurus (in het leerboek: 1. Genieten en consumeren) in de linkerkolom en zoek er twee uitspraken bij van Goudzwaard die daar volgens jou veel op lijken.

Antwoord

Epicurus          Goudzwaard

1. Genieten is niet gelijk aan consumeren 1. Je wordt niet gelukkiger van

consumeren

2. Afwezigheid van onrust in je binnenste    2. Minder jachtig, rustig wandelen etc.

Verdiepingsopdracht 10, p.12

Goudzwaard geeft in het citaat bij opdracht 13 een verklaring voor het verlangen om ‘zomaar’ allerlei dingen te kopen. Ben je het wel/niet met hem eens? Geef argumenten.

Antwoordsuggestie

Kopen als compensatie voor een gemis aan goed menselijk contact. Misschien voor leerlingen invoelbaar te maken door verwijzing naar achterliggende (psychische) problematiek bij mensen met eetstoornissen. Een .negatief zelfbeeld is vaak een voe­dingsbodem voor een eetstoornis. Op haar beurt kan een negatief zelfbeeld te maken hebben met een te weinig bevestigd worden door anderen, met een gevoel van een­zaamheid.

Bob Goudzwaard verwijst niet toevallig naar de bevestigingstheorie van Anna Terruwe (die in het citaat in het werkboek werd weggelaten). ‘De psychiater Anna Terruwe wijst nog op een ander aspect dat kan helpen om door de illusie van de moderne consumptie heen te kijken. Mensen hebben een diepe behoefte om ‘bevestiqd’ te worden. Dat betekent: van waarde geacht te worden voordat je zelf maar iets gepresteerd hebt. Iedereen heeft dat nodig van kinds af aan. Daaraan is in onze cultuur een enorm tekort. De reactie erop is zoeken naar ‘zelfbevestiging’. Door middel van macht, welvaart of wat dan ook. Duidelijk maken dat je meerwaarde hebt. Omdat anderen het je niet geven, ‘koop’ je het maar zelf. Onze cultuur is een cultuur van zelfbevestiging.

Opdracht 14, p.13

  1. Volgens Epicurus is het soms wijs genot-op-korte-termijn te mijden omdat de

gevolgen onaangenamer zijn. Geef hiervan een voorbeeld.

Antwoord    .-

Je zou vanavond naar een feestje willen maar morgen heb je een belangrijk proefwerk. Je schat in dat een onvoldoende voor dat proefwerk meer ongeluk oplevert dan het feestje geluk. Volgens Epicurus schat een wijs iemand dit goed in, van geval tot geval moet je bekijken wat het meeste genot oplevert respectievelijk wat het meeste ongeluk voorkomt.

b.Soms accepteren mensen pijn of andere vervelende ervaringen om daarna langer en intenser te kunnen genieten. Geef ook daarvan een voorbeeld.

Antwoord

Heel hard trainen voor je favoriete sport is zeker niet altijd genieten maar als je goed presteert, geeft dat daarna een extra goed gevoel.

Goed je best doen voor school is zeker niet altijd genieten, maar een diploma waar­door je kunt gaan studeren waar je echt zin in hebt, geeft een intens en mogelijk levenslang plezier.

 

Opdracht 15,1>.13

Je moet je niet ongelukkig laten maken door het vooruitzicht van de dood, aldus Epi­curus. Ben je het met zijn redenering eens? Waarom wel/niet?

Antwoordsuggestie

De positie van Epicurus zal voor velen erg rationalistisch overkomen. Is met de dood niet ook altijd het sterven in het geding waarbij bijvoorbeeld lichamelijke pijn maar ook het verdriet om het definitieve afscheid, of om het niet hebben kunnen voltooien van de levensopdracht een belangrijke rol kunnen spelen?

Paragraaf 4 Dwing je geluk af of krijg je het?

Algemeen bij deze paragraaf

– In deze paragraaf staat het werk van Martha Nussbaum centraal: De breekbaarheid van het goede, Geluk en ethiek in de Griekse filosofie en literatuur (Amsterdam 2006)

– Het citaat van Joep Dohmen in paragraaf 4.1 is uit ‘Tegen de onverschilligheid’, Amsterdam 2007 blz. 199. De metafoor van het leven als een glijbaan naar de dood vindt men op blz. 20.

_ Voor Aristoteles’ Ethica Nicomachea (citaat in par. 4.3) zie de vertaling van Hupperts en Poortman, (Damon, Budel 2005).

 

Toelichting bij par. 4.1

Het beeld van het smalle pad dat in de tekst wordt gebruikt, komt niet in deze zin voor bij Joep Dohmen maar sluit zeker aan bij zijn typering van de vroegere westerse christelijke cultuur. Het beeld van het smalle pad vormt overigens onderdeel van het (moralistische) beeld van de brede en de smalle weg. In de loop der tijden zijn heel wat platen en posters met deze afbeelding voor opvoedkundige doeleinden gebruikt. De brede weg is de weg van de minste weerstand maar leidt niet tot geluk, het moeilijke smalle pad wel, respectievelijk: vormt het pad voor de uitverkorenen. De afbeeldingen knopen aan bij een beeld dat door Jezus wordt gebruikt (Mt 7: 13 en 14). De negentiende eeuwse plaat zelf is al een invulling, aanvulling en interpretatie van het beeld dat Jezus gebruikt, latere commentaren hangen er vaak een complete – gewoon­lijk zeer traditionele – theologie aan op (zoals J. J. W. A. Wijers in zijn boekje ‘De brede en de smalle weg’, Kampen, 2004).

De voorstelling op bladzijde 17 is van Ain Vares. Broad road and narrow gate. De massa loopt over de brede weg naar de hel. Aan de brede weg liggen bankgebouwen, sex-shops en bars. Links lijkt het om een boeddha-beeld te gaan. Helemaal links is een doorgang naar een smal pad naar de hemel.

De tekening op bladzijde 18 sluit aan bij de typering van Joep Dohmen: het leven als een glijbaan naar de dood.
Zie verder het antwoord bij opdracht 16.

 

 

Opdracht 16, p.13

Joep Dohmen schrijft dat vroeger het streven naar aards geluk niet zo belangrijk was maar dat het ging om je plicht doen, goed op het welzijn van anderen letten etc. Ook heeft hij eens gezegd dat we moeten opboksen tegen de voorstelling van het leven ‘als een glijbaan naar de dood:

Waarom gebruikt Joep Dohmen juist dit beeld van het leven als een glijbaan, denk je?

Antwoord

Tegenwoordig kom je nogal eens de houding tegen dat mensen overal gelukkig willen zijn, pijn en lijden worden ontkend, genegeerd of verdoofd. Het leven wordt ervaren als een attractiepark. Daar past het beeld van een glijbaan goed bij. Daarbij: zittend op een glijbaan ga je vanzelf vooruit, zonder weerstand kom je aan je einde. Het beeld is in zekere zin het omgekeerde van een smal en gevaarlijk pad omhoog.

Opdracht 17, p.13

Vroeger stond het geluk na de dood centraal. Een leven dat voorbestemd was om later bij God volmaakt gelukkig te zijn, werd voorgesteld als een smal en gevaarlijk pad omhoog waarbij allerlei gevaren en verleidingen dreigden.

Wat zou men destijds met dit beeld hebben willen duidelijk maken? Zoek eventueel op internet.

Antwoord

De metaforen van het smalle pad en de glijbaan vormen elkaars tegengestelde. Stijgen tegenover dalen, een prettige tocht tegenover een tocht vol gevaren. Het beeld van het smalle pad stelt het leven bepaald niet voor als een lolletje maar als moeilijk. Op het pad kom je tal van zondige verleidingen tegen waaraan je kunt toegeven en waar­door je dan het geluk alsnog misloopt. JElc9lijdt dan af naar de h~l.

 

 

Opdracht 18, p.14

Denk je dat alle in het leerboek genoemde tips om gelukkiger te worden, helpen? Wat vind je van de tips om gelukkiger te worden? Helpen ze? Zijn er tips bij waar je niet in gelooft? Geef je commentaar.

 

 

Didactische tip

De opdracht leent zich uitstekend voor een nabespreking. Er werd al gewezen op het voorhanden zijn van tal van boeken met als thema ‘werken aan je eigen geluk’. Ook in allerlei magazines voor de jeugd kan men dergelijke tips aantreffen – die kunnen als aanvulling dienen; leerlingen kunnen er eventueel ook zelf naar op zoek gaan.

 

 

Verdiepingsopdracht 10, p.14

a. Wat wordt zoal aan de cursisten beloofd? Antwoord

  1. De cursist verwerft succes op elk gebied.
  2. De cursist kan de belemmerende factoren in zijn/haar leven opheffen.
  3. De cursist leert persoonlijke vermogens te gebruiken en

4.innerlijke wensen te verwezenlijken ..

5. Geluk en welzijn van de mens te vergroten.

b. Vind je alles wat men belooft, geloofwaardig? Geef argumenten.     

Antwoordsuggestie       

Het samenvattende punt 5 klinkt niet bij voorbaat ongeloofwaardig. Dat doel is immers voor de een of ander ook te verwezenlijken door bij een sportvereniging te gaan of lid van de VPRO te worden. Maar leren om je innerlijke wensen te verwezenlijken? Kunnen leerlingen misschien voorbeelden geven van wat iemand zoal als innerlijke wens zou kunnen hebben? Minister worden? Astronaut? Punt 1. gaat wel heel ver: succes op elk gebied.

Aan dit soort doe-het-zelf-geluk-boeken en cursussen wordt heel wat geld verdiend. Natuurlijk kan bezinning en filosofie bijdragen aan geluk; in deze opdracht gaat het er om leerlingen gevoelig te maken voor het ‘verkopen van illusies’.
(Vergelijk ook het kritische werk van de filosoof Hans Achterhuis die destijds sprak van een ‘markt van welzijn en geluk’.)

Verdiepingsopdracht 11, p.14

Zoek zelf naar tips om gelukkig te worden.
Denk aan jongerentijdschriften of kijk eens in de bibliotheek naar een populair boek over gelukkig worden.

Opdracht 19, p.15

Het woord ‘geluk’ kan twee betekenissen hebben: het kan te maken hebben met ‘geluk hebben’ en met ‘gelukkig zijn’. Geef door het plaatsen van een kruisje aan waar de uit­spraak volgens jou bij hoort.

 

Antwoord

Geluk hebben   Gelukkig zijn

– Het was stom geluk.           X

– Geluk dwing je af.                               X

– Dat is meer geluk dan wijsheid.                       X

– Zonder geluk vaart niemand wel.                       X

– Hij maakte mij deelgenoot van zijn geluk.                       X

– Was hij nu maar bij me, dan was ik helemaal gelukkig.                     X

– Het geluk is de wereld nog niet uit.          X

– Het geluk ligt in een klein hoekje.            X

– Zij is het grootste geluk dat mij overkomen is.                   X

– Ik hoop dat u gelukkig wordt met deze aankoop.                X

– Zij heeft geluk in het spel.         X

– Beter een ons geluk dan een pond wijsheid.         X

– Huiselijk geluk.           X

– Iemand bij zijn verjaardag geluk wensen.                                                       X

– Hij mag nog van geluk spreken.                                          X

– Hij straalt van geluk.                                                                                  X

Opdracht 20, p.15

Stel het volgende. Na school fiets je huiswaarts. Je zit nog met je hoofd bij het proef­werk dat je ’s middags hebt gemaakt en zonder uitkijken steek je een drukke verkeers­weg over. Een personenauto komt met gillende banden tot stilstand. Je maakt een flinke smak. Nadat je van de schrik bekomen bent, neem je de schade op: je broek blijkt kapot en je hebt een pijnlijke schaafwond. Ook met je fiets is het niet helemaal goed afgelopen: het voorwiel staat zo krom als een hoepel.

Wat zou je zeggen in zo’n geval:

 

Antwoordsuggestie

  1. Had ik even pech want mijn broek is kapot, ik heb een schaafwond en ik heb

schade aan mijn fiets.

Of:

Had ik even pech dat de automobilist niet sneller reageerde.

Of:

Had ik even pech dat er net een auto aankwam.

Of:

Had ik even pech dat ik met mijn gedachten nog niet bij het proefwerk was

  1. Had ik even geluk want het had ook een vrachtwagen kunnen zijn, en die kunnen niet zo snel stoppen.

Of:

Had ik even geluk dat de chauffeur van de auto zo snel reageerde.

Of:

Die avond realiseerde ik me plots dat ik er ook niet meer had kunnen zijn, ik besefte ineens veel meer dan ooit tevoren: ‘Ik leef!!!’ Dat gaf me een gevoel van intens geluk.

  1. Iets anders namelijk: dit heeft niks met geluk of pech te maken; ik had beter op moeten letten, de verkeersweg is druk en ik steek hem iedere dag over.

Of:

Ik had beter op moeten letten maar tegelijk heb ik ook pech gehad dat juist op dat moment … etc.

Of:

Ik had beter op moeten letten maar ik had geluk dat het ongeluk niet zo ernstig was.

 

Bij een nabespreking van deze opdracht

Dit eenvoudige voorbeeld laat zien dat je hier kunt interpreteren in termen van

a. geluk-pech hebben

b. helemaal je eigen verantwoordelijkheid c. eigen verantwoordelijkheid in combinatie met geluk-pech.

Tevens kan de houding waarmee je in het leven staat tot thema worden gemaakt. De een prijst zich gelukkig met het voorval, voor een ander is het een echt ‘ongeluk’. Waar hebben de leerlingen voor gekozen? Zegt dat misschien iets over wie je bent en hoe je in het leven staat?

 

Opdracht 21, p.16

Als een strafschop (of penalty) niet wordt benut, wordt al gauw gesproken van een ‘gemiste strafschop’. In geval van een gemiste strafschop kun je verschillend redene­ren, bijvoorbeeld als het over de rol van de keeper gaat. In welke gevallen is er vol­gens jou sprake van dom geluk of een beetje geluk van de keeper?

Antwoordsuggesties

De keeper had geluk    Dom geluk                   Een beetje geluk

– omdat de bal via de buitenkant van de

paal achterging.                                                           X

– dat de penalty niet hard werd genomen.    X          of:         X

– dat hij op de harde inzet de goede hoek koos.       X

– dat hij de afgelopen tijd extra op penalty’s

stoppen had getraind.                                                                                     X

– dat hij uitgerekend vandaag een goede dag had.                   X

– dat de penaltynemer uitgerekend vandaag

een slechte dag had.                                                                                       X

– dat hij wist hoe de penaltynemer gewoonlijk

de bal neemt.                                                               X

– maar geluk dwing je af.                                           X (?)

Toelichting bij deze opdracht

Bij een nabespreking wordt mogelijk duidelijk dat naar mate een keeper beter is (omdat hij veel keepers-talent heeft en hard traint), we minder van dom geluk kunnen spreken als hij een penalty stopt.

Bij de laatste uitspraak (dat geluk wordt afgedwongen) is eigenlijk ‘geluk hebben’ niet meer aan de orde omdat (in dit geval:) de keeper kennelijk zoveel capaciteiten heeft (‘hij is zo goed’) dat hij de penalty toch wel stopt. Hij lijkt niet meer afhankelijk van invloeden van buitenaf. Het is dus voorstelbaar dat leerlingen argumenteren dat bij de uitspraak ‘geluk dwing je af eigenlijk helemaal geen sprake meer is van ‘geluk heb­ben’, zelfs niet van ‘een beetje geluk hebben’.

Een interessante discussievraag: is de uitspraak ‘geluk dwing je af niet innerlijk tegenstrijdig? Hoe werkt dat ‘afgedwongen geluk’? Een discussie kan opgehangen worden aan een casus als ‘bij een schot op doel verandert de bal van richting door toedoen van een speler van de tegenpartij en belandt via de rechterhoekpaal achter. De keeper lag op dat moment in de linkerhoek omdat hij daar de bal verwachtte:

Een discussie naar aanleiding van het beeld van een penalty preludeert op de inhoud van subparagraaf 4.3.

 

Toelichting bij par. 4.3

Martha Nussbaum verwijst naar de Griekse dichter Pindarus die een metafoor van de wijnstok gebruikt (blz 49).

Waar Nussbaum Euripides’ tragedie Hekabe interpreteert schrijft ze: ‘Een jong kind (u.) is als een plant; of hij tot wasdom komt en een goed karakter ontwikkelt hangt af van de voeding die hij van buitenaf krijgt. (.u) dat onze mogelijkheden om goed te zijn, afhankelijk zijn van de goede trouw van anderen, die niet altijd trouw zijn. En zelfs als een plant tot wasdom komt en gaat bloeien, wordt hij uiteindelijk nooit harder of sterker dan een plant. Ook gezonde planten kunnen van buitenaf worden vernietigd door storm, ziekte of verraad: (blz. 540)

‘Het beeld van de wijnstok ( … ) toont de sterke onderlinge verwevenheid in dit en in elk ander menselijk leven van wat van onszelf is en wat de wereld toebehoort, van ons streven en onze kwetsbaarheid, van ons maken en gemaakt worden: (blz. 50)

De metafoor van de kwetsbare plant illustreert het eigene van Nussbaums benadering: een ingrijpende correctie op het liberale mensbeeld: ‘Wordt in de standaard liberale betogen de mens voorgesteld als een vrij en rationeel individu dat zelf soeverein zijn eigen leven inricht, bij Nussbaum richt de aandacht zich vooral op allerlei omstandigheden die aan de controle van een mens ontsnappen.
Het individuele leven is niet maakbaar:

(Martha Nussbaum: de broze bloei van het goede leven, Govert J.Buijs.
In: Wat maakt gelukkig. Hedendaagse filosofische visies. Onder redactie van Loes Derksen en Mariëtte Willemsen, blz. 125-155, citaat blz. 130.)

Voor geluk hebben we dingen van buiten nodig resp. dingen van buiten kunnen ons geluk bedreigen. Men kan spreken van drie afhankelijkheidsfactoren of van drie bron­nen van kwetsbaarheid die algemeen menselijk zijn
(Simone van der Burg in het tijdschrift ‘Filosofie'(jg. 17 nr. 5 blz. 19).

De volgende drie punten dienen dan genoemd te worden:

1)dat geluk niet zelf gemaakt kan worden is volgens Nussbaum voor Aristoteles al duidelijk: relaties/vriendschap veronderstellen wederkerigheid;

2)soms worden we tot keuzes gedwongen, kunnen we niet en a en b realiseren;
3) passies: mensen kunnen meegesleurd worden in passies als boosheid.

Deze drie punten worden niet systematisch geëxploreerd in deze paragraaf; uiteraard liggen daar mogelijkheden de stof verder uit te diepen.

De metafoor van de plant kent ook haar grenzen. In tegenstelling tot een plant heeft de mens een rede; de metafoor van de plant sluit dat wezenlijke aspect uit.

Nussbaum begrijpt dit beeld dan ook als ‘een passieve wijnstok’ (a.w. blz. 51) waaraan iets toegevoegd moet worden; de menselijk rede. Overigens: Psalm 103 (uit de Bijbel) kent een vergelijkbaar beeld voor de mens: het beeld van een bloeiende bloem. Hier wordt echter uitsluitend de vergankelijkheid gethematiseerd (De Nieuwe Bijbel Vertaling): ‘De mens – zijn dagen zijn als het gras, hij is als een bloem die bloeit op het veld en verdwijnt zodra de wind hem verzengt; de plek waar hij stond, kent hem niet meer:

 Opdracht 22, p.16

Wat willen de drie tekeningen hieronder verduidelijken?

Antwoord

Tekening 1:         Voor een gezonde plant (gelukkig mens) zijn de bodem (plaats waar je geboren wordt etc.) en het genetisch materiaal van belang.

Tekening 2:         Van belang is dat het plantje als het jong is goed wordt verzorgd door een intelligente kweker: voor een opgroeiend kind zijn wijze mensen in de directe omge­ving van groot belang voor het geluk van het kind – op dat moment maar ook als basis voor later.

Tekening 3:         Een zware storm raast: geluk heb je niet in de hand want invloeden van buitenaf kunnen veel kapot maken.

 

Opdracht 23, p.16

  1. Of een plant gezond en groot wordt, is afhankelijk van veel invloeden van buiten­af. Zo is het ook bij de mens. De plant staat voor de mens. Noteer onderstaande begrippen op de juiste plaats in de tekening.

Antwoord

Bij de stam van de plant:                                             – erfelijke hartaandoening

– bronsachtige huidskleur

– fysiek een beer van een kerel

In de bodem (helemaal onderaan)                            – geboren in een sloppenwijk

– in een welvarend milieu opgegroeid

– ouders maken altijd ruzie

Bij ongunstige weersinvloeden (links boven)               – tienjarige verliest vader bij een verkeersongeval

– plotseling blind worden

Bij gunstige weersinvloeden (rechts boven)                – Winnen van de staatsloterij

– Net genoeg punten op het eindexamen

Bij degene die de plant verzorgt                                  – zorgzame vader en moeder

– een fijne vriendschap

b.Noteer bij ieder rijtje (dus bij de bodem, de stam, etc.) een zelfbedacht voorbeeld.

Antwoordsuggesties

Bij de stam van de plant:                                             – geestelijke afwijking

In de bodem (helemaal onderaan)                            – levenslang angsten vanwege traumatische oorlogservaring
Bij ongunstige weersinvloeden (Links boven)             – seksueel misbruikt worden

Bij gunstige weersinvloeden (rechts boven)                – drie gezonde kinderen

Bij degene die de plant verzorgt                                  – verstandige leraar of mentor op school

Opdracht 24, p.17

Ben je het met Martha Nussbaum eens dat ‘je kwetsbaar durven opstellen’ en ‘vertrou­wen hebben in anderen’ het belangrijkste is wat je zelf aan je levensgeluk kunt doen?

aandachtspunt:                                                   – hoe zien leerlingen de plaats van genieten binnen het geheel van levensgeluk?

 

Opdracht 25, p.17

We hebben eerder aandacht besteed aan het beeld van het leven als een gevaarlijk en smal pad omhoog en aan het beeld van het leven als een glijbaan. Zoek nu zelf een beeld voor het leven. Dat kan een zeereis zijn, een wandeltocht maar ook iets heel anders. Je kunt het beeld helemaal uitschrijven maar een tekening ervan maken mag ook. Denk eerst heel goed na

  1. Een reactie plaatsen

Plaats een reactie