Geboorteverhalen van Jezus in de Bijbel (Lucas en Matteüs)

Lucas

Het verhaal! van Lucas is het meest bekend. Lucas vertelt in zijn evangelie veel verhalen over Jezus die opkomt voor arme en onbetekenende mensen. Hij wil aan zijn lezers duidelijk maken dat Jezus er niet alleen voor de joden is geweest, maar voor alle mensen. In zijn kerstverhaal spelen de herders een belangrijke rol. Herders waren in die tijd de meest onbelangrijke mensen die je je voor kon stellen. Iedereen liet ze links liggen. En juist aan die herders wordt, als eersten, verteld dat Jezus, de redder, is geboren. Die redder ligt in een simpele voerderbak en de herders zijn de eersten die hem opzoeken.

De geboorte van Jezus In die tijd kondigde keizer Augustus het besluit af dat iedereen in zijn wereldrijk zich moest laten inschrijven. Deze eerste registratie vond plaats toen Quirinius gouverneur was in Syrië. Iedereen ging op weg naar de plaats waar hij vandaan kwam, om zich daar te laten inschrijven. Ook Jozef ging van Nazaret in Galilea naar Judea, naar de geboortestad van koning David, Betlehem geheten, want hij stamde uit het geslacht van David. In Betlehem liet hij zich inschrijven samen met Maria, zijn vrouw, die in verwachting was. Toen ze daar waren, was het de tijd dat het kind geboren moest worden. Maria bracht een zoon ter wereld, haar eerste. Ze wikkelde hem in doeken en legde hem in een voederbak, want er was in de herberg geen plaats voor hen.

In de omgeving daar waren herders die buiten de nacht doorbrachten om de wacht te houden bij hun kudde. Opeens stond er een engel van de Heer voor hen, en de glorie van de Heer omstraalde hen. Ze werden verschrikkelijk bang,  maar de engel zei: ‘Wees niet bang! Want luister, ik breng u een blijde tijding, die voor het hele volk bestemd is. Vandaag is in de stad van David uw redder geboren: Christus, de Heer. Dit zal voor u het teken zijn: u zult een kind vinden dat in doeken gewikkeld is en in een voederbak ligt.’ En ineens was er bij de engel een hele menigte andere engelen uit de hemel, die allemaal God loofden: ‘Eer aan God in de hoge hemel en vrede op aarde voor de mensen die hem lief zijn!’ Toen de engelen naar de hemel waren teruggekeerd, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Kom! Laten we naar Betlehem gaan. De Heer heeft ons bekendgemaakt wat er gebeurd is; laten we gaan kijken.’ Ze gingen er haastig heen en vonden Maria en Jozef en het kind, dat in de voederbak lag. Toen ze dit alles gezien hadden, vertelden ze wat de engel hun over dit kind gezegd had. Allen die ervan hoorden, verbaasden zich over wat de herders hun vertelden.  Maria bewaarde al die woorden in haar hart en overdacht ze bij zichzelf. De herders gingen terug en prezen en loofden God om alles wat ze gehoord en gezien hadden; alles was zoals het hun gezegd was.

Matteüs

 Matteüs is zelf een jood en schrijft zijn evangelie vooral voor joodse luisteraars. Hij wil in zijn kerstverhaal duidelijk maken dat Jezus de redder is, van wie de komst al lang geleden aan de joden is voorspeld. Daarom spelen in zijn verhaal wijzen uit het oosten een belangrijke rol. Deze geleerden ontdekken een nieuwe ster en gaan op zoek naar de nieuwe koning. De echte koning, Herodes, moet natuurlijk niets hebben van een koningskind. Die gaat zelfs zover dat hij alle kinderen tot twee jaar laat doden. Zo bang is hij dat hij van de troon zal worden gestoten, Maar Jozef en Maria vluchten op tijd met hun kind naar Egypte en keren pas later terug naar hun woonplaats Nazareth.

Toen Jezus geboren was, in Bethlehem in Juda, onder de regering van koning Herodes, kwamen er wijzen uit het Oosten in Jeruzalem aan.  Zij vroegen: ‘Waar kunnen wij de pasgeboren koning van de Joden vinden? Want wij hebben zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om hem te aanbidden.’  Toen koning Herodes hiervan hoorde, schrok hij zeer, en met hem heel Jeruzalem.  Hij riep alle opperpriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen en wilde van hen weten waar de Christus geboren zou worden. ‘In Bethlehem in Juda,’ antwoordden ze, ‘want de profeet heeft geschreven: En u, Bethlehem in het land van Juda, u bent zeker niet de minste onder de groten van Juda, want een groot man zult u voortbrengen, de herder van mijn volk Israël.’ Vervolgens riep Herodes de wijzen in stilte bij zich en vroeg hun nauwkeurig naar de tijd waarop de ster verschenen was.  Daarop zei hij hun naar Bethlehem te gaan, en daar een zorgvuldig onderzoek in te stellen naar het kind. ‘En,’ zei hij, ‘kom het me vertellen als u het kind gevonden hebt, want ik wil hem ook gaan aanbidden.’

Na dit onderhoud met de koning gingen ze op weg. En nu ging de ster die ze hadden zien opgaan, voor hen uit tot boven de plek waar het kind was; daar bleef zij staan. Toen ze dat zagen, waren ze bijzonder verheugd.  Ze gingen het huis binnen en zagen het kind met zijn moeder Maria. En ze wierpen zich voor hem in aanbidding neer. Ze openden hun kistjes met geschenken en boden hem goud, wierook en mirre aan. En in een droom kregen ze de waarschuwing niet meer naar Herodes te gaan. Daarom keerden ze langs een andere weg naar hun land terug. Na hun vertrek kreeg Jozef een droom. Een engel van de Heer verscheen hem en zei: ‘Sta op, en vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte, en blijf daar tot ik het u zeg. Want Herodes wil het kind laten opsporen en doden.’  Jozef stond op en week nog diezelfde nacht met het kind en zijn moeder uit naar Egypte. Daar bleef hij tot de dood van Herodes. Zo ging in vervulling wat de Heer door de profeet gezegd heeft: Uit Egypte heb ik mijn Zoon geroepen.

Toen Herodes merkte dat hij door de wijzen was misleid, werd hij woedend. Hij liet in Bethlehem en omgeving alle kinderen van twee jaar en jonger doden. Deze leeftijd berekende hij op grond van de tijd waarnaar hij de wijzen had gevraagd.  Zo ging in vervulling wat door de profeet Jeremia is gezegd: In Rama hoort men wenen en bitter klagen: Rachel huilt om haar kinderen; zij weigert zich te laten troosten, omdat ze er niet meer zijn. Na de dood van Herodes kreeg Jozef, die nog in Egypte was, een droom. Een engel van de Heer verscheen hem en zei:  ‘Sta op, en ga met het kind en zijn moeder naar Israël terug. Want zij die het kind om het leven wilden brengen, zijn gestorven.’  Jozef stond op, en keerde met het kind en zijn moeder naar Israël terug.  Maar toen hij hoorde dat Archelaüs zijn vader Herodes was opgevolgd als koning van Juda, durfde hij daar niet heen te gaan. In een droom gewaarschuwd, week hij uit naar Galilea.  Daar vestigde hij zich in een stad die Nazareth heet. Zo ging in vervulling wat door de profeten gezegd is: Men zal hem een Nazarener noemen.

  1. Een reactie plaatsen

Plaats een reactie