SAMENVATTING 2 (de tekst van de in de les uitgedeelde samenvatting)

De islam

Hoe begint het?

De islam is ontstaan uit het jodendom en het christendom. Het is ontstaan in de zevende eeuw (tussen 600 en 700) in het noordwestelijke deel van het Arabische schiereiland aan de rand van de Rode Zee. De profeet Mohammed is de stichter van de islam. Met stichter wordt niet bedoeld dat Mohammed de islam zelf heeft bedacht of uitgevonden, maar dat hij de godsdienst die er op dat moment was sterk heeft beïnvloed met zijn ideeën. Zijn ideeën werden zo belangrijk dat er na verloop van tijd een nieuwe godsdienst (de islam) ontstond uit andere godsdiensten.

Mohammed werd geboren in Mekka. Waarschijnlijk rond 570. Rond 610 begon Mohammed te prediken, nadat God (Allah) zich voor het eerst aan hem had geopenbaard, zo vertellen geloofsverhalen. Het belangrijkste van zijn boodschap was dat Allah de enige god was.

Mohammed voelde zich verbonden met eerdere profeten zoals Jezus. Ook hij had zich verzet tegen vormen van onrecht in de samenleving.

Mohammed was de laatste profeet. Na zijn dood in 632 werd hij opgevolgd door een politiek leider een kalief. In 661 viel de moslimgemeenschap uiteen in twee hoofdstromen: de soennieten en de sji’ieten. De overgrote meerderheid van de moslims is soennitisch (80%). De soennieten zijn de volgelingen van Aboe Bakr, de eerste kalief.  De sji’ieten zijn volgelingen van Ali, de vierde kalief.

 Het ontstaan van de islamitische visie op God.

 Mekka, de geboortestad van Mohammed, is belangrijk voor het ontstaan van het islamitische godsbeeld. Iedere stad had zijn eigen god. De god van de stad Mekka heette Allah. Die naam komt van al-ilaah, wat ‘de god’ betekent.

 Mekka was een centrale handelsplaats voor karavanen. Doordat mensen uit allerlei uithoeken naar Mekka kwamen, was Mekka multicultureel en multireligieus. Er woonden bijvoorbeeld ook joden en christenen. Veel grote nomadenstammen die ten noorden en noordoosten van Mekka rondtrokken, waren christenen. Het jodendom en het christendom zijn van invloed geweest op Mohammed. Hij  liet zich inspireren door het jodendom en het christendom en hun profeten. Mohammed zocht in het jodendom en het christendom naar overblijfselen van een zuivere godsdienst. Die godsdienst was zuiver, omdat die nog niet beïnvloed was door het jodendom en het christendom. Het ging hem bijvoorbeeld om het monotheïsme van vóór het christelijke idee van de drie-eenheid: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

In Mekka stond de Ka’aba, een oud heiligdom. Het verhaal gaat dat de Ka’aba is gebouwd door Ibrahim (Abraham) en zijn zoon Isma’iel. Niet God (Allah), maar ander goden werden destijds in Mekka in de Ka’aba vereerd. De eerste moslims en christenen vonden dat mensen met een andere godsdienst afgoden vereerden en geen ‘ware’ godsdienst hadden. Mohammed heeft bij zijn verovering van Mekka de Ka’aba gezuiverd van wat hij als afgoderij beschouwde en maakte het tot een islamitisch heiligdom. Alleen de zwarte steen is blijven zitten in de Ka’aba. Die steen zou uit de tijd van Adam komen. Het verhaal gaat dat de steen eerst wit was, maar zwart is geworden door de zonden van de mens. Er werd vanaf nu één god vereerd, zoals Ibrahim (Abraham) het destijds ook bedoeld had.) De islam is dus een monotheïstische godsdienst.

 

Islamitische geschriften

1. De Koran
De eerste en belangrijkste bron van de islam is de Koran. Het woord Koran heeft te maken met reciteren, voordragen. De Koran is het boek met daarin de openbaring van Allah aan Mohammed, de Tawrat. De Koran is oorspronkelijk in het Arabisch geschreven, dit wordt wel beschouwd als een heilige taal, de taal van God. Sommige moslims zijn om die reden tegen het vertalen van de heilige Koran in een andere taal.

De Koran is verdeeld in 114 soera’s (hoofdstukken). Ze staan in volgorde van lengte gerangschikt. De soera’s zijn onderverdeeld in aja’s (verzen).

De Tora (Taura) en het Evangelie (Indjiel) worden in de Koran als heilige geschriften genoemd. Ook worden in de Koran namen van profeten en andere personen genoemd die ook in de Bijbel voorkomen en staan er veel verhalen in die in de Bijbel (Tora) staan zoals het geboorteverhaal van Mozes en het verhaal waarin God Ibrahim vraagt zijn zoon te offeren.

Bij zowel het jodendom, het christendom als de islam tref je het idee van de eindtijd, ofwel het Laatste Oordeel, aan. Moslims geloven dat God uiteindelijk oordeelt over alle mensen. Hun daden worden dan beloond of bestraft.

 In de Koran worden eigenschappen van God genoemd, bijvoorbeeld dat Hij alwetend en genadig is. Er zijn 99 verschillende namen voor God. God kan nooit helemaal gekend worden. Daarom is het ook verboden om God af te beelden.

2. Soenna
Een tweede bron is de soenna. Soenna betekent gewoonte of traditie, het is een verzameling van Hadith-berichten. Hadith betekent overlevering, hierin staan teksten over wat Mohammed gedaan en gezegd heeft en hoe de eerste moslims leefden.

 3. De siera
Een derde bron is de siera, de verzamelde verhalen over het leven van Mohammed.

 4. De sharia
De islamitische bronnen bieden niet voor alle problemen en vragen in een samenleving een oplossing. Daarom zijn er aanvullingen gekomen op die bronnen en is de islamitische rechtswetenschap ontstaan, de fiqh (letterlijk betekent dit het goede inzicht in iets hebben). Het is een vastgelegde discussie hoe Gods ge- en verboden in de praktijk uitgewerkt moeten worden. Het gaat zowel over de islamitische rituelen als het islamitische recht.

In de sharia staat zowel hoe de moslim moet omgaan met God als hoe mensen onderling met elkaar moeten omgaan. Hierin staan richtlijnen voor het dagelijkse leven.

 

Rituelen

De vijf zuilen van de islam De vijf zuilen van de islam is de verzamelterm die gebruikt wordt voor de vijf plichten van elke moslim.

Zuil 1 De geloofsbelijdenis (shahada)
Het moslim-zijn begint met het uitspreken van de geloofsbelijdenis: “Er is geen andere God dan Allah en Mohammed is zijn profeet”. Deze zin wordt uitgesproken bij het dagelijks gebed. Een moslimbaby krijgt meteen na de geboorte door een moslimgeestelijke (imam) zijn naam en de geloofsbelijdenis in het oor gefluisterd en is daarmee moslim. Mensen die op latere leeftijd moslim willen worden, dienen de shahada vrijwillig uit te spreken tegenover een imam.

Zuil 2 De rituele gebeden (salaat)
De salaat is het dagelijkse gebed dat vijf keer per dag op vaste gebedstijden plaats vindt. De gebeden worden uitgesproken met het gezicht richting Mekka. Door te bidden richt een moslim zich nadrukkelijk tot Allah. Op vrijdagmiddag is het verplicht voor mannen de salaat in groepsverband in de moskee uit te voeren onder leiding van een imam (de gebedsvoorganger). Vrouwen zijn niet verplicht om in de moskee en in groepsverband aan het vrijdagmiddaggebed deel te nemen.

Zuil 3 Vasten tijdens ramadan (saum)
Ramadan is de negende maand van het islamitische jaar. Deze hele maand wordt gevast. Dat houdt in dat moslims van zonsopgang tot zonsondergang niet eten of drinken.

Moslims willen door te vasten meeleven met de armen die honger hebben. Het vasten is ook bedoeld als een soort boeteperiode voor gemaakte fouten. Na de vastenperiode gaan moslims als het ware verder met een schone lei.

Zuil 4 Het geven van aalmoezen (zakaat)
Zijn hele leven draagt een moslim zorgen voor zijn medemens. Hiervoor staat iedere moslim verplicht een gedeelte van zijn inkomen af aan de armen. Deze plicht heet zakaat (letterlijk: zuiveren van bezit)

Zuil 5 De pelgrimstocht naar Mekka (hadj)

Elke moslim die dat kan moet ten minste een maal in zijn leven een bezoek brengen aan Mekka (aan de Ka’aba). De hadj wordt in de twaalfde maand gemaakt. Als je in Mekka bent geweest, begin je met een schone lei, je bent gereinigd.

 

Feesten
De bekendste islamitische feesten die overal ter wereld worden gevierd zijn het Suikerfeest en het Offerfeest. Het Suikerfeest is de afsluiting van de Ramadan. Het Offerfeest ofwel ‘het grote feest’ vieren moslims aan het einde van de hadj. Met het offerfeest herdenken moslims dat Ibrahim zijn zoon aan God wilde offeren toen God hem dat vroeg. Uiteindelijk hoefde Ibrahim zijn zoon niet te offeren, maar mocht het een ram zijn. Daarom worden er op de tiende dag van de hadj nog steeds schapen geslacht. Het vlees wordt gedeeld met familie en armen.

De islamitische kalender
De jaartelling begint in het jaar 622 (van de christelijke jaartelling) toen Mohammed van Mekka naar Medina trok, de Hidjra. Het islamitische jaar telt 12 maanmaanden. Een nieuwe maand begint bij een nieuwe maan en duurt 29 of 30 dagen. Het maanjaar duurt 11 dagen korter dan het zonnejaar. Dit houdt in dat de islamitische jaartelling langzaam inloopt op de christelijke. Dit merkt je bijvoorbeeld aan het feit dat de ramadan, het Suikerfeest en het Offerfeest ieder jaar anderhalve week vroeger vallen

De moskee
Het islamitische gebedshuis is de moskee. Het is een plek om te bidden, een ontmoetingsplaats en een plaats waar godsdienstonderwijs wordt gegeven. De imam is de gebedsvoorganger, daarnaast kan hij ook andere functies hebben, zoals raadslid of godsdienstleraar.

In de moskee zijn kledingvoorschriften: schoenen moeten uit, armen en benen worden bedekt en vrouwen dragen een hoofddoek.

  1. Een reactie plaatsen

Plaats een reactie