In de 4e klas maakt iedereen voor zijn PTA een werkstuk over rituelen rondom dood en begraven.
We gaan opzoek naar de oorsprong van een levensbeschouwing of cultuur, kijken naar de oude verhalen uit de begintijd van zo’n traditie en vergelijken die met de (verschillende!)(binnen iedere traditie of cultuur kom je vaak -grote- verschillen tegen over hoe individuele mensen denken; ook kom je vaak verschillen tegen tussen de officiële opvattingen/ de officiële leer en de ideeën van de opvattingen van de gelovigen / de ‘gewone’ mensen en de priesters/filosofen/intellectuelen) opvattingen uit de 20e / 21e eeuw. En dan letten we (natuurlijk) speciaal op de oorspronkelijke oude verhalen (de bronteksten) en de moderne opvattingen over dood, (eeuwig) leven en begraven.
Vervolgens gaan we kijken op wat voor manier er afscheid wordt genomen van de stervende / de dode. Welke rituele handelingen vinden er plaats, wat voor symbolen (inclusief verhalen over leven en dood die dan verteld worden; die verhalen hebben altijd ook een symbolische betekenis; vaak noemen benoemen we dat door er op te wijzen dat de verhalen die aan een cultuur of geloof ten grondslag liggen als metafoor bedoeld zijn.) worden bij die handelingen gebruikt.
Nadat je die rituelen en symbolen in woord en beeld in kaart hebt gebracht schrijf je een conclusie over de (al dan niet bestaande of herkenbare of vermoedelijke) samenhang tussen die rituelen en de oude bronteksten en de moderne opvattingen over leven en dood.
Klik hier voor verdere informatie.
scholierensite 