Hardop nadenken over de toekomst

Hardop nadenken over de toekomst

WILLIBRORD VAN DEN BESSELAAR

Voortbouwend op de discussie over de inhoudelijke legitimatie van het vak heeft Jeanne Ketelaars, Bisschoppelijk Gedelegeerde voor het onderwijs in het bisdom Den Bosch, een aantal uitwisselingsbijeenkomsten georganiseerd met docenten GL. Als rond de vijfentwintig collega’s van tegen de twintig scholen van gedachten wisselen over invulling en positie van het vak, dan zal iedere buitenstaander op de eerste plaats gefascineerd raken door de grote diversiteit. Diversiteit in doelen, in aanpak, qua inhouden en helemaal met betrekking tot de mate waarin men zich gesteund voelt door de schoolleiding. En als dat allemaal een beetje bezonken is, blijft die toeschouwer verbaasd achter met de constatering dat veel van wat er in de lessen gebeurt, verbonden is met de persoon van de leraar.

Als in de uitwisseling van ervaringen problemen aan de orde komen, slaat de aandacht voor al die diversiteit om in verlegenheid. Een sectieplan wordt door het management gewoon weggezet met de mededeling: “Dank je, boeiende visie, maar wij hebben een andere visie”. Onder het motto dat persoonlijke vorming en betekenisvolle reflectie toch bij alle vakken thuis hoort, wordt elders het bestaansrecht van een zelfstandig vak GL ter discussie gesteld. En in sollicitatieprocedures ervaren collega’s dat het lastig is om hun intuïtie dat een filosoof niet de meest geschikte kwalificatie heeft voor het vak levensbeschouwing, goed aan de betrokken leidinggevende te verduidelijken. Her en der is er sprake van vermindering van de lessen levensbeschouwing ten gunste van het vak filosofie.[1]

Deze schets is niet bedoeld als klaagzang, maar illustreert de problematiek die we over ons afroepen door de grote diversiteit aan vakopvattingen.

Levendige uitwisseling

Ter voorbereiding was een aantal stellingen verstuurd, maar de gesprekken waren daar niet op gericht. Al kennismakend met elkaar en ieders praktijken werden ervaringen uitgewisseld. Werd geprobeerd de oorzaak van de huidige situatie in kaart te brengen. Werd teruggekeken op de geschiedenis van het vak. Werd de vraag gesteld of de leerlinggerichte aanpak, waarin levensvragen en identiteitsontwikkeling centraal staan, ondanks alle waardevolle elementen ervan, niet meer van deze tijd is, een tijd waarin alles in school SMART en resultaatgericht moet zijn.

Aansluitend werd er gesproken over de vraag of het vak een gewoon schoolvak is of juist van een andere orde. Over wetenschap, waarheidsvinding en verschillende soorten waarheid. Over waar we de leerling een dienst mee bewijzen. Over het nut om de vijf wereldgodsdiensten te behandelen en met welk doel. Over de noodzaak om de toenemende diversiteit niet om te laten slaan in desintegratie. Over het leerlingen spiegels voorhouden om een eigen levensbeschouwing vorm te geven. Over de leerling inzichten bijbrengen over de rol van levensbeschouwing in het ontstaan van culturele en individuele identiteiten. Over het van de vergetelheid behoeden van de joodse en christelijke wortels van onze samenleving. Over het vormgeven aan de identiteit van de school.

Is de diversiteit in het vak de oorzaak van de huidige problemen
of is de omgeving waarin we ons vak geven zo veranderd,
dat die diversiteit in ons nadeel dreigt om te slaan??

In de gesprekken kwam ook naar voren dat leerlingen regelmatig uiting geven aan een zeker ongenoegen (“je leert niks bij levensbeschouwing”), dat er allang geen sprake meer is van een antikerkelijke houding, dat het christendom net zo ver buiten hun beleving staat als het boeddhisme en dat een welwillende houding hand in hand gaat met desinteresse.

En hoe staan de betrokkenen in de huidige discussie over de wetenschappelijke basis van het vak? Sommigen vinden dat Paul Vermeer daarin de soep wel erg heet opdient; via de lesmethoden zien zij het vak verbonden met onderliggende wetenschappelijke inzichten.

De huidige beleving meer verdisconteren

Zouden al deze verkenningen betrekking kunnen hebben op de vraag of de diversiteit in het vak de oorzaak is van de huidige problemen, of is de omgeving waarin we ons vak geven zo veranderd, dat die diversiteit, in de gesprekken door sommigen gekoesterd en misschien wel jarenlang onze kracht, in ons nadeel dreigt om te slaan? Of hangt de vakcrisis meer samen met veranderingen in de samenleving, die ons in nieuwe situaties plaatsen en nieuwe vragen doen oproepen?

De algehele mening was dat we de veranderingen in de manier waarop hedendaagse mensen (onze leerlingen) in het leven staan, meer moeten verdisconteren, en ons moeten afvragen wat ons vak leerlingen te bieden heeft. Wat betekent bijvoorbeeld het centraal stellen van de op autonomie gebaseerde individualiteit voor ons vak?

Er werd hierbij uitgebreider stilgestaan bij het feit dat dezelfde Henri Rijksen die twee jaar terug in Narthex de noodbel luidde over de vakcrisis bij levensbeschouwing, de laatste decennia van de vorige eeuw pleitbezorger was van de levensvragendidactiek. Het begrip levensvragen staat echter ook centraal bij hedendaagse populaire (levenskunst)filosofen, die de individuele mens en zijn streven naar geluk als uitgangspunt nemen. De vraag werd opgeworpen of die didactiek niet gebonden was aan een tijd waarin de joods-christelijke narratieve traditie, de theologische vraagstelling en de kerkelijke praxis nog goed herkenbaar waren in de samenleving. Een herkenbaarheid op basis waarvan destijds ook een leerlinggerichte ervaringscatechetische aanpak als zinvol werd ervaren. Maar waarom nu in het vak dezelfde (levens)vragen blijven stellen, terwijl we leven in een tijd waarin kerk en geloof – althans in katholiek verband – naar de marge van de belevingswereld van de meeste leerlingen zijn verschoven, als ze er al niet buiten vallen?

Hangt de vak-crisis samen met veranderingen in de samenleving, die ons
in nieuwe situaties plaatsen en nieuwe vragen doen oproepen?

Mogelijke oplossingsrichtingen

Allerlei oplossingen werden aangedragen, oplossingen waar volgens sommigen levensbeschouwing een rol in zou moeten spelen. Burgerschapsvorming, maatschappelijke stage, betekenisvol reflecteren als onderdeel van alle vakken, talentontwikkeling, 21th century skills, Passend onderwijs ook voor hoogbegaafden, etc. Op het opperen van deze oplossingen werd vaak schamper gereageerd. Misschien omdat al deze oplossingen aansluiten bij een verdere individualisering?

De crisisconstatering van Rijksen werd zeker herkend. De insteek van Vermeer, een ‘normalisering’ van het vak als mogelijke oplossingsrichting, ook. Maar zijn keuze voor religiewetenschappen wordt niet echt gedeeld. Men vreest teveel feiten, te weinig samenhang.

Daarmee kwam de vraag naar de ordenende kracht van de theologie bovendrijven. Is theologie (als basis van het vak) te beperkt? Horen deeldisciplines er ook bij, zoals godsdienstpsychologie, godsdienstfilosofie en godsdienstsociologie? Zou een Bijbelstheologische narratieve benadering leerlingen kunnen helpen beter naar zichzelf en de samenleving te kijken?

In de week van het katholieke onderwijs (6 t/m 10 okt. 2014) pakken we de draad van het gesprek weer op. Hoe? Daarover wordt u geïnformeerd.

 

[1] In de huidige golf van populariteit van de praktische filosofie en levenskunde zien we in verwante vakgebieden (geestelijke verzorging, bezinningspraktijken, therapieën, mindfulness, etc.) na de humanistisch raadsman de opkomst van de filosoof als vrijgevestigde levenscoach.

  1. Een reactie plaatsen

Plaats een reactie